Uitgelezen

Thoreau – Wandelen

Henry David Thoreau - WandelenDeze voordracht, die Henry David Thoreau op 23 april 1851 voor het eerst in Concord houdt, wordt na zijn dood op 6 mei 1862 voor het eerst gepubliceerd in het The Atlantic Monthly in bijgewerkte vorm nadat de tekst op meerdere spreekbeurten is voorgedragen.

Wandelen gaat over twee onderwerpen die Thoreau na aan het hart liggen, wildheid en wandelen.

Met wildheid bedoelt hij het behoud van de natuur, maar ook het behoud van oerinstincten. Het verbaast hem dat mensen hele dagen kunnen werken in moeilijke omstandigheden, naar bed gaan om de volgende dag weer aan het werk te gaan, zonder de behoefte aan frisse lucht. Er volgen voorbeelden van dieren die nog altijd sporen van hun oerinstinct hebben behouden, terwijl de mens dit volledig kwijt is. Hij verafschuwt dan ook het gebruik om tuinen en erven af te rasteren waardoor het rondstruinen door de natuur aan banden wordt gelegd.

[…]de dag dat het aantal hekken toeneemt, dat er toegangspoorten of andere ingenieuze manieren worden bedacht om mensen tot de openbare weg te dwingen, en dat wandelen over Gods land eigenlijk betekent dat je de grond betreedt van een of andere landeigenaar.

Met wandelen bedoelt hij het echte wandelen of kuieren. Niet het voortbewegen van punt A naar B of het volgen van wandelpaden die al vastliggen, maar het echte lopen door de wilde natuur met het risico op verdwalen.

Als je in staat bent om afscheid te nemen van je vader en je moeder, van je broer en je zus, van je vrouw en je kind en je vrienden, wetende dat je ze nooit zult terugzien, als je je schulden hebt betaald, je testament opgemaakt en al je zaken geregeld, en je een vrij man bent – dan ben je klaar voor een wandeling.

Hij gebruikt de term wandelen ook om in je gedachten te kunnen verdwalen – waar je zijpaden in kunt slaan die je niet kent. Dat hier wildheid bij nodig is om niet in ingesleten denkpatronen terecht te komen ziet hij als een prĂ©.
 

Meer informatie over het boek: Henry David Thoreau – Wandelen