De voorjaarscrocus

p een zonnigen voorjaarsdag, als de hommels reeds lang hun winterkwartieren verlaten hebben, als kleine vos en dagpeuwoog reeds geruimen tijd op mooie dagen zich hebben laten verlokken tot ‘t maken van uitstapjes; als de bijen reeds hun wondre liederen door de lucht zoemen; als heel het vroegere leven gewekt is door koesterende zonnestralen, dan is het boven een bloeiend crocusveld een leven van bedrijvigheid als nergens anders. In woest vaart bonzen de hommels bloemen in, dat je denkt ze te zien kraken; vooral de witte crocus, die zooveel teerder lijkt dan de gele. Voorzichtiger, maar toch ook al in haast, alsof ze niet een heelen langen zomer vóór zich hebben, zweven de bijen van bloem tot bloem; alleen als twee bijen een zelfde gastvrije bloem met hun bezoek willen vereeren is het daarbinnen een onstuimig gedoe van belang en de geheel bloem staat te waggelen tot een der twee bezoeksters overhaast retireert.
‘t zijn de crocussen, die je eerst goed de lente brengen. En wie uwer kent ze niet? Vroeg in ‘t voorjaar, als ‘t eigenlijk buiten nog wintert, koesteren zich de geel, wit of paarse kelken al voor ‘t venster, mooi potje bloemen in zonneschijn; blijft ‘t weer triest, dan blijven de kelken gesloten. Naast tulp en hyacint vraagt de crocus voor zich een bescheiden plaatsje, voelt zich echter volkomen gelijkwaardig met het lelietje van dalen of sneeuwklokje, dat buiten voor het venster z’n kelkje aan een tenger stengeltje in de zoele voorjaarswind laat begelen. En ik mag de crocus liever dan de tulp, daar ze niet zóó streng regelmatig is, niet zóó stijf haar bloem omhoog werkt als deze oosterling.
Ja, zoo voor ‘t raam gekweekt of in een tuin in ‘t gras kent ieder ze; ook van de bloembollenvelden, tenminste zij die in de nabijheid wonen. Want de bloembollentijd valt voor ‘t grootste gedeelte vóór de Paasch-vacantie, zoodat zij die wat verder van de plaatsen der bloembollencultuur afwonen dit eigenaardige tafereel niet op z’n voordeeligst zien. Wat misschien maar goed is ook, want alles, wat men maar van hooren-zeggen zich ervan voorstelt, valt in werkelijkheid bitter tegen. ‘t Is werkelijk meer eigenaardig dan mooi. Zij, die in de Paasch-vacantie door de bloembollenstreek sporen, zien alleen gekleurde mesthoopen, want Flora’s kinderen worden afgesneden, op den mesthoop geworpen en gebruikt als humus na korter of langeren tijd. Toch, de crocusvelden, wie die in bloei zagen, behoeven tulp en hyacint niet te betreuren. Een enkel exemplaar is al even mooi als een geheel veld als onderdeel van het landschap. Hoe harmonieert dit in z’n groene-lila-combinatie tegen een stemmig bruingeel landschap!
En dit alles hebben zeer velen van u gezien; maar wat weinigen van u zullen bewonderd hebben, omdat ge niet in de gelegenheid waart, is een weide met crocus-in-‘t-wild. in ons land komt nl. op zonnige plaatsen in zandige streken vooral, ook de crocus voor als in ‘t wild groeiende plant; nl. de Voorjaarscrocus (Crocus vernus L.) maar verre van algemeen. Meestal paars, soms geel of wit, kan deze bloem in de meenden Februari, Maart en April een geheele zonnige weidehoek lila kleuren. En van deze soort is het, dat in onze tuinen verschillende variëteiten als voorjaarsbloemen worden aangekweekt. En de bloembollenkreekers bezorgen ons nog andere soorten, n.l. de wat sierlijke in Zuid-Europa en in Klein-Azië inheemsche gele crocus (Crocus luteus Lam.) en de Crocus susianus Ker. Terwijl in Zuid-Europa nog bloeit de CDrocus sativus L., een sierplant, die in saffraan levert.
De crocus heeft lange, smalle, lijnvormige bladeren met een licht-gekleurde hoofdnerf. Als afwijking vond ik in ‘t voorjaar 1907 in onzen tuin te Steenwijk een plant met zeer grillig zig-zag en zelfs spiraalsgewijze-vervormde bladeren, die in de verte wel zoo’n beetje aan vlamvormige dolkjes deden denken. Alle overige planten waren normaal, alleen de bladen afkomstig van deze eene bol, zoo ongeveer een 9-tal, waren zoo misvormd. Rechts onderaan op de teekening is zoo een blad te zien.
De bloemen van de crocus zijn tulpvormig, geel, wit of paars. Echter is het onderscheid tusschen crocus en tulp zoo groot, dat verwarren onmogelijk is: de tulp heeft een bovenstandig, de crocus een onderstandig vruchtbeginsel. Wat de kleur van de crocus betreft, meen ik opgemerkt te hebben, dat in ‘t groote crocusveld in ‘t Vondelpark, links van het Paviljoen, de gele crocus steeds de eerste was, die z’n bloem voor bezoek opende; ‘k bedoel niet special de Crocus luteus Lam, maar de geelgekleurde bloem. Twee achtereenvolgende jaren waren het steeds de geelbloemige exemplaren, die een dag of twee vroeger waren dat de witte of paarse dito. Nu in ‘t voorjaar 1908 zal ik eens terdege opletten.
Nog iets anders merkte ik bij dit veld op, en wel tot mijn groote ergernis: n.l. dat bij voorkeur in dit zoo prachtige bloemperk de honden gaan ravotten zonder dat iemand er aan denkt z’n handen er naar uit te steken, zoodat in een minimum van tijd het grootste deel der kelkjes tegen den grond gesmakt ligt. Een eigenaar van den hond doet zich nooit voor. Waarom geen omrastering om dit park gemaakt?
Mais revenons à nos montons. De zeer lange trechtervormige bloembuis vormt bovenaan de bloem, beter gezegd een regelmatig bloemdek, bestaande uit twee kransen van 3 bladen elk, bloemkroonachtig van kleur en geheel aan elkander gelijk.
Drie meeldraden; 3 stempels op den zeer langen stijl; een 3-hokkig vruchtbeginsel, 3 kleppige zaaddoos zijn de kenmerken van de familie der Irideeën, waartoe mèt de crocus ook de Iris of Lisch behoort. Nog een familietrek heeft de crocus gemeen met de Lisch, n.l. de bloemkroonachtige stempels, die peperhuisvormig zijn met gekartelden rand. De helmknoppen zijn korter dan de stijl en, ingeplant op de keel van de bloem, openen ze naar buiten.
Voorjaarscrocus en saffraancrocus hebben beide een zachtbehaarde keel; die van de beide anderen hebben een onbehaarde keel.
De bol is vast en vliezig gerokt. Gedurende den zomer vormen er zich bovenop kleinere, welke jonge knollen tegen ‘t najaar alle voedsel uit de ondere opgenomen hebben.
Waar nu de voorjaarscrocus als sierplant, en ook bescheidenlijk als in ‘t wild groeiende bloem door haar kleuren en door haar vroeg bij-de-hand zijn ons oog verlustigt, bloeit inde Levant de reeds genoemde Saffraancrocus
De paart ‘t nuttige met ‘t aangename. Als sierplant gekweekt duidt de naam reeds aan, welke nuttige eigenschap ze heeft, n.l. het leveren van het als kleurstof ook bekende geneesmiddel, de saffraan. De saffraan is een zeer kostbare kleurstof; daar alleen de geurige roode stempels ens tijlen van deze in ‘t najaar paarsbloeiende plant de saffraan leveren, is ‘t te begrijpen, dat ze prijzig is; vooral als men bovendien nog weet dat meer dan 100.000 bloemen een gewicht van 1 Kilogram van deze kleurstof vertegenwoordigen. Saffraanpoeder is rood, geeft opgelost een gele kleur, en werkt als geneesmiddel pijnstillend, is echter bij grootere hoeveelheden vergiftig. Saffraan lost gemakkelijk op in alcohol en wordt hier te lande nog gebruikt om thee geurig te maken.
Waarlijk, de crocus is wel een belangwekkende plant.
J. Godefroy