Noord-Holland boven ‘t IJ
msterdam, klein stipje op de kaart van Nederland. En toch met ‘t tiende deel van de geheele bevolking van ons land. Hoe die stad haar naam heeft gekregen is niet moeilijk te begrijpen. ‘k Herinner me nog goed, dat we bij aardrijkskunderepetitie’s op school van die rijtjes plaatsnamen moesten aanwijzen, die zoowat denzelfden uitgang hadden. Op die manier leerde je dan – want zoo zat je in ‘t Noorden, zoo in ‘t Zuiden – goed thuis raken op de kaart. Amsterdam, Rotterdam, Schiedam, Zaandam, Edam, enz. Of: Venlo, Hengelo, Ermelo, Groenlo, Ruurlo! Dat die namen zo eindigen is natuurlijk niet toevallig, al begrepen we dan ook niet altijd de betekenis er van. Maar van die ‘dam’ plaatsen snapten we ‘t wel.
Zoo moest dan Amsterdam beteekenen: dam in de Amstel.
Oorspronkelijk was Amsterdam dan ook een rivierstad. De rechteroever werd ‘t eerst bebouwd en heet nog steeds de oude stade. Daar staat ook de Oude Kerk. Later de linkeroever: de nieuwe zijde. Ten Zuiden van dan “Dam’ ging de bebouwing voort. ‘t Spui, de Grimburgwal (afb. B en 8) en beide Voorburgwallen vormden de oudste grens. Dat was in de 13e eeuw. in de 14e eeuw volgde de uitbreiding tot de Achterbrugwallen (afb.4). Een nieuwe uitbreiding volgde in de 15e eeuw, den tijd waarin de stad voor ‘t eerst werd ommuurd. Elke volgende eeuw bracht meerdere vergrooting. Op ‘t eind van de 16e eeuw eeuw tot aan de Heerengrachten. En in de 17e een uitbreiding volgens vastgesteld plan, dat aan Amsterdam zijn merkwaardigen vorm van ‘halve maan’ schonk en zooveel ruimte schiep, dat tot diep in de 19e eeuw daar kon worden gebouwd. Na 1870 begint dan de uitbreiding ‘stelselloos en gebrekkig’, totdat in deze eeuw door plan Zuid, plan West en over ‘t IJ de oude roem van schoone stadsgroei heroverd is.
De Vereen. voor Vreemdelingenverkeer draagt den naam van “‘t Koggeschip”. De windwijzer van den toren op ‘t paleis is zoo’n koggeschip. De oude stads-zegels beelden ‘t af en op verscheiden andere plaatsen ontmoeten we ‘t eveneens. En steeds komen op dat schip voor de twee mannen en de hond.
Och, wat een verhalen zijn daaraan verbonden.
Zijn ‘t volgens den een de oudste Amsterdammers, twee visschers, die in een schip zonder roer met hun hond hier aankwamen en de eerste hut aan den Dam hebben gebouwd, anderen betwisten dit: Als ‘t de eerste Amsterdammers waren, was de dam er natuurlijk nog niet. Ze vertellen ‘t ons op deze manier. De drie – visschers en hond – dreven in hun kogge, met weggeslagen roer, aan den Zeedijk, waar nog de Stormsteeg is. Daar bouwden ze hun rieten hut, ‘t begin van Amsterdam; en daar bouwden ze ook ‘t eerst een kapel, aan St. Olof gewijd.
In werkelijkheid is dat schip een gewoon zegelbeeld. Een oorlogskogge en heusch niet zonder roer. op ‘t achterschip staat de stads-banier en van den mast waait de gespleten wimpel met de drie kruisen. De beide personen zijn krijgslieden. De een achter den mast houdt ‘t wapen van Henegouwen, ter herinnering dat Graaf Willem van henegouwen den vrijbrief schonk aan Amsterdam. De ander, voor den mast, is de banierdrager van de stad. En de hond is… de scheepshond!
Van die gespleten wimpel komen we als vanzelf op Amsterdam’s wapen: drie banen, rood, zwart, rood. En op de middelste drie schuine kruisjes.
Omdat Amsterdam gebouwd was op beide oevers van de rivier, koos ‘t als vele riviersteden den vorm van een banier in drie banen, waarvan de buitenste dezelfde kleur hadden en de middelste, de rivier voorstellende, een andere. Zoo deden b.v. Dordrecht, Brielle, Gouda, Rotterdam, Weesp, Delft. Om nu niet in de war te raken met de banier van een andere stad, die dezelfde kleuren voerde, werden als onderscheidingsteeken de drie kruisjes aangebracht. Van de eerste ommuring is nog overgebleven de muurtoren aan den IJ-kant, de vrouw voorstelt, schreiend om hem, die wegtrekt in ‘t zeilende schip. Daar was dan ook de plaats waar in vroeger tijden de schepen wegzeilden en waar dus ‘t afscheid viel tusschen hen, die vertrokken en hen, die achterbleven.

Verder de St. Anthoniepoort met de zes torens, verbouwd en tot Waag (afb.9) ingericht in het begin der 17e eeuw en thans museum: de historische verzameling der Schutterij.
Ook de Montelbaen-toren, waarvan de tegenwoordige spits echter dagteekent uit de gouden eeuw. Zou deze naam herinnering zijn aan den hoofdpersoon uit ‘t oude ridderverhaal der vier Heemskinderen: Reinout van Montelbaen?
De beide oude hoofdkerken zijn de Oude Kerk van omstreeks 1400 en de Nieuwe of St. Catharinakerk (afb.10) van enkele jaren later. Vooral in de 15e eeuw zijn ze herhaaldelijk gewijzigd en vergroot, dank zij den onderlingen wedijver der bewoners van oude en Nieuwe Zijde der stad. in ‘t Zuiderportaal der eerstgenoemde bevindt zich nog altijd ‘t raampje der z.g. “ijzeren kapel”, waar de oudste en belangrijkste perkamenten, die Amsterdams voorrechten inhielden, in vorige tijden bewaard werden.
De Nieuwe Kerk mist een toren. Die toren zou er zijn, wordt gezegd, indien ‘t geld niet beschikt was voor van Campen’s bouwwerk op den Dam: ‘t Stadhuis, dat sinds Lod. Napoleon voor enkele dagen per jaar tot paleis dient. Want ‘t fundament ligt er. Negen maanden en tien dagen heeft ‘t heiwerk geduurd. De laatste dag, 6 juni 1647, was een feestdag. “Op dien “donderdagh naer de middagh, is de leste pael ingeheyt, ende waeren op die tijdt menichte van burgers-kinderen, so groot als kleyn, die tot gedachtenisse mede aen de hey trocken”. ‘t Was een aardigheid bij onze voorouders te kunnen zeggen, dat men van een of ander voornaam gebouw mee den laatsten paal inden grond had helpen slaan. Hier was ‘t No. 6363.
In het koor bevindt zich ‘t prachtig grafmonument voor M.A. de Ruyter.
Wanneer men ‘t Centraal-Station verlaat en Amsterdam binnenkomt, wordt ‘t oog terstond getrokken door de groote Katholieke Kerk (afb.A), die zich links verheft. Dit gebouw van 1888 kwam in de plaats van ‘t oude kerkje dat den eigenaardigen naam droeg “Onze Lieve Heer op zolder”, omdat men het eerst kon bereiken door de Heintje-Hoeksteeg ingaande, eenige trappen te beklimmen. Deze vergaderplaats, thans ‘t museum der vereeniging “De Amstelkring”, herinnert ons den tijd, toen de Katholieken was toegestaan alleen in particuliere huizen of ingesloten kerken hun eerdienst in te richten.

Langer mogen we niet blivjen in de stad der 100 eilanden en 350 bruggen (afb.5)
Over ‘t IJ (afb. 1 en 2) met zijn bedrijvig scheepvaartverkeer, trekken we verder N-Holland binnen om allereerst te bezoeken
Monnikendam. Niet ver van ‘t tegenwoordige stadje lag eenmaal een meertje, dat naar ‘t klooster, daar bij staande, ‘t Monnikenmeer werd genoemd. Dit nu stond in verbinding met de Zuiderzee. Om ‘t achterliggende land te beschermen, legden de monniken in dit verbindingswater een dam. Dit geschiedde in ‘t midden der 13e eeuw. De buurt rondom het klooster en die bij den dam breidden zich geleidelijk uit en vormden ten slotte een geheel.
Evenals de meeste Zuiderzeesteden heeft ook Monnikendam zijn bloei gehad om daarna in verval te geraken. ‘t Is thans “een lief dorpsch stedeke met zijn kronkelende straatjes en belommerde grachtjes”/ De beroemdheid is de oude Speeltoren (afb.11) met zijn ruitertjes en op een bazuin blazende faam. De sierlijk opengewerkte spits dateert uit ‘t einde der 16e eeuw.
Naast dien toren werd tegen ‘t midden der 17e eeuw een bijzonder fraai stadhuisje gebouwd. ‘t Was alweer de 19e eeuw, die ‘t deed verdwijnen. Alleen de ingang bleef als toegang tot een ruimte, waar “Spuit No. 1” een verblijfplaats vindt. Als stadhuis doet nu dienst een deftig heerenhuis van 1750.
Dicht bij den speeltoren kan men genieten van de Waag, die wel klein maar daarom niet minder opvalt. Nu komt
Edam, ook een van de “damsteden”. De dam in ‘t kleine riviertje de IJe, dat bij ‘t tegenwoordige Volendam in de Zuiderzee uitmondde en als haven dienst deed, vormt de oorsprong van dit stadje, dat na een tijdperk van bloei “een doodsch stedeke” is geworden. Maar schilderactig. Toen de uitmonding omstreeks 1400 evenwel afgedamd werd, moest uitgezien naar een nieuwe haven. Deze werd in oostelijke richting gegraven en naar deze zijde breidde Edam zich dan ook uit. Vergrooting in noordelijke richting volgde in den bloeitijd.
Uit de 15e eeuw dagteekent de St. Nicolaaskerk (afb.12). Na den brand van 1602 is deze herbouwd in haar tegenwoordige gedaante, met de respectabele engte van 147 M. De zooeven genoemde brand was oorzaak, dat ‘t bouwwerk voorzien werd van 33 gebrandschilderde ramen. Hollandsche steden en dorpen, begaan met dit ongeval, toonden hun medeleven door deze ten geschenke te geven, die nu een van de grootste sieraden vormen. De aanbouw aan de Zuidzijde van de kerk trekt zeer de aandacht. Boven ‘t portaal bevindt zich de voormalige “librije” of boekerij.
Zonder kerk – deze is in 1883 gesloopt – verheft zich een va de sierlijkste torens van ons land: die van de L. Vrouwekerk, waarvan de spits dateert uit ‘t begin der 17e eeuw, en bij restauratie van 1923 eenigzins is gewijzigd.
In het fraaiste huis bevindt zich sinds 1895 het zoo belangwekkende Museum.
Als merkwaardige verbinding over een der grachten noemen we nog het Kwakkelbruggetje (afb.13) met den Speeltoren op den achtergrond.
![]() |
![]() |
Afb. 1 – Amsterdam, ‘t IJ | Afb. 2 – Amsterdam, Langs het IJ |
![]() |
![]() |
Afb. 3 – Amsterdam, Kolkje | Afb. 4 – Amsterdam, O.Z. Achterburgwal |
![]() |
![]() |
Afb. 5 – Amsterdam, Brug bij winter | Afb. 6 – Amsterdam, Hoektrap a.d. Leidsegracht |
Thans is aan de beurt
Hoorn. ‘t Centrum van 30 dorpen, de hoofd- en koopstad van W. Friesland. Vanaf de stichting in 1316 ging deze plaats steeds in bloei vooruit. In de 17e eeuw bereikte het zijn grootste bloei. Z’n zeven havens herbergden de vele schepen, ieder haar eigen soort. Toen moest ‘t aanzien, hoe Amsterdam geleidelijk de meerdere werd ten koste van zich zelf. ‘t Werd van troetelkind zouden we zeggen stiefkind. Geen wonder, dat Hoorn nog zooveel gebouwen overig heeft, die herinneren aan dien bloeitijd. Komen we door de verschillende straten, dan wordt onze aandacht telkens getrokken door gevelsteenen, waarnaar de huizen genoemd worden: “in de Twe vergulde Hofd”, “Het gulden Vlies”, “in ‘t see peert”, “in de frachtwagen” (afb. 14).
Een heel eigenaardige is die in een der huizen van het Groote Oost: een man en een vrouw, die brood geven aan een arme. “Truydeman en sijn wijf” zeggen de inwoners van Hoorn, de weldoeners der armen in de 15e eeuw, die in dit huis gewond hebben.
In ‘t museum bevindt zich sinds 1872 de steen, waarop afgebeeld staat de geschiedenis van Lambert Melisz. In dat jaar werd de poort afgebroken, waarin die steen geplaatst was als herinnering aan ‘t feit, dat deze “jongeling van Westzaan” zijn verlamde moeder op een slede in den winter van 1574 veilig de stad binnenvoerde. En om de herinnering aan die edele daad levendig te houden werd een steen aangebracht in den gevel van het hotel “‘t Onvolmaakte Schip”, die deze heldendaad voorstelt.
Eenmaal bezat Hoorn een achttal kloosters, waarvan nog enkele overblijfselen bestaan achter ‘t tegenwoordige Stadhuis, dat op z’n beide topgevels ‘t beeld van Prins Maurits draagt. Ook ‘t “Poortje van ‘t Geertenklooster” (afb. 16) draagt in dien naam nog de herinnering aan een dezer kloosters.
Op den Rooden steen, ‘t plein waar de drukke kaasmarkt wordt gehouden, verrijst ‘t standbeeld van J. Pz. Coen, de stichter van Indië’s hoofdstad Batavia. O. wat graag had hij zijn stichting willen noemen Nieuw Hoorn, naar zijn geboortestad. Maar de “Heeren Zeventien” oordeelden anders.
Toch herinnert de Zuidpunt van Amerika, Kaap Hoorn, nog aan een van Hoorn’s zonen, Willem Schouten, die in ‘t begin der 17e eeuw zijn tocht om Amerika’s Zuidpunt volbracht.
‘t Gebouw, dat wel de meeste aandacht trekt is de “Hoofdtoren”(afb. 15). Tot bescherming van den haveningang stond hier vroeger een blokhuis. Dit werd in 1532 vervangen door ‘t tegenwoordige gebouw: aan de stadszijde van baksteen, aan de zeezijde van grauwe steenen. Tijdens Hoorn grootsten bloei (midden 16e eeuw) werd ‘t fraaie torentje er op geplaatst.
De eenig overgebleven poort van de vroegere ommuring is de Oostpoort. Daar begint de straatweg naar Enkhuizen, die door een reeks van welvarende dorpen voert. Deze vormen samen de zoo bekende “Streek”. Merkwaardig is de gewoonte niet alleen de muren der huizen langs den straatweg geheel of ten deele met blauwe kalk te bestrijken, maar ook de stammen der bomen vóór of naast de woningen, de stoep en ‘straatje langs het huis. Nog een eigenaardigheid – vooral in Bovenkarspel en Grootebroek – komt hier voor: Boven de huisdeur schildert men de letters I.H.S. met of zonder kruis. Dit gebruik vindt alleen plaats door de katholieke bewoners. Deze letters beteekenen: In Hoc Signo, d.i. In dit teeken zult gij overwinnen.
![]() |
![]() |
![]() |
Afb. 7 – Amsterdam, Schreierstoren | Afb. 8 – Amsterdam, Huizen aan den grimburgwal | Afb. 9 – Amsterdam, Hoektoren v.h. Waaggebouw |
![]() |
![]() |
![]() |
Afb. 10 – Amsterdam, portaal Nieuwe Kerk | Afb. 11 – Monnikendam, Speeltoren & Waaggebouw | Afb. 12 – Edam, Portaal St. Nicolaaskerk |
Enkhuizen‘s historie is als die van Hoorn. Van een klein visschersdorpje uit de 145e eeuw met geleidelijken opbloei tot ‘t midden der 17e eeuw. Daarna sterk verval. Zoozeer zelfs, dat van 1736-1836 ongeveer 1600 gebouwen werden gesloopt en omstreeks 1850 het inwonertal beneden de 5000 stond. Na dien tijd trad er gelukkig herleving in, zoodat tegenwoordig ‘t aantal inwoners ± 10.000 bedraagt.
De Zuiderkerk met zijn 75 M. hoogen toren, die een klokkenspel bevat van 36 klokken De meeste daarvan zijn gegoten door de gebroeders Hemony, de bekende klokkengieters der 17e eeuw.
De grootere Westerkerk, die geen toren bezit, doch zich tevreden moet stellen met den zonderlingen houten klokkentoren er naast.
Voor ‘t Stadhuis, veel gelijkend op ‘t vroegere Stadhuis van Amsterdam, tegenwoordig ‘t paleis op den Dam, staat op ‘t plein een ouderwetsch kanon. op heel bijzondere wijze is dit in Enkhuizen terechtgekomen. ‘t Kanon draagt ‘t wapen van Karel V met diens zinspreuk: Plus Oultre. In een gevecht van hollandsche schepen met een Duinkerker kaperschip vloog dit laatste in de lucht, waarbij een der kanonnen juist terecht kwam op ‘t dek van een Enkhuizer schip. Als overwinningsteeken werd ‘t toen meegevoerd en hier tentoongesteld. Vondel heeft er zelfs een gedicht op gemaakt, dat nog steeds te lezen is op ‘t bord met gebeeldhouwde lijst aan den muur bevestigd.
Van het Weeshuis is de gevel uit 1616 wel een eigenaardige. Toen in 1906 een nieuw gebouw gesticht werd, werd die gevel afgebroken en meer achterwaarts weer opgetrokken, met gebruikmaking van ‘t oude materiaal.
We zouden hier eigenlijk ook een standbeeld moeten verwachten. Evenals Hoorn dit deed voor J.P. Coen, moest Enkhuizen dit gedaan hebben voor een zijner beroemde mannen: Paulus Potter, die in 1625 te Enkhuizen geboren, reeds op 29-jarigen leeftijd te Amsterdam overleed. Welk een reusachtig werkkracht heeft deze in die enkele jaren en ondanks zijn zwakke lichaam ontwikkeld. Meer dan 130 schilderstukken! En onder deze “de jonge stier”, ‘t beroemde schilderij in ‘t Mauritshuis te ‘s Gravenhage.
Van de vroegere verdedigingswerken os nog overig de Zuiderpoort, algemeen bekend als de Drommedaris (afb. 20). Deze deed dienst als bescherming van den toegang tot de havens. Omstreeks 1540 gesticht, werd ‘t gebouw in 1649 hooger opgemetseld en voorzien van de spits met ‘t koepeltje. Tien jaar later kreeg dit laatste zijn uurwerk met carillon van 24 klokken, door Hemony gegoten. Bij de restauratie van 1914 en ’15 moest weer worden hersteld, wat in den loop der 19e eeuw aan dit bouwwerk verknoeid was: ‘t dichtmetselen der poortdoorgangen, met geen ander doel dan om meerdere bergruimte te verkrijgen.
Waarom aan de muur een tweetal ankers hangen? In 1537 trachtten de Gelderschen de stad te verrassen. Dit werd bijtijds ontdekt, waarop de vijanden op hun schepen overhaast de vlucht namen. De ankers konden ze niet meer winden, – deze werden daarom afgekapt. Later werden die ankers door inwoners der stad opgevischt en als zegeteeken opgehangen.
Medemblik, de oudste stad van Noord-Holland. Eenmaal als Hoorn en Enkhuizen een plaats van beteekenis voor de zeevaart: De vier havens konden een 300 tal schepen bevatten. Maar ook deze stad kwam in verval. Wat Medemblik nog belangrijks overbleef werd haar in de 19e eeuw ontnomen: De Rijks-werf met dok en magazijnen werd naar Helder verplaatst.
Al is Medemblik zeer oud, aan die vroegste tijden herinnert geen enkel bouwwerk. Alleen de toren van de St. Bonifaciuskerk dateert uit de 14e eeuw, behalve dan nog de steenen achtkante spits, die eerst 3 eeuwen later er aan toegevoegd werd. De kerk prijkt met een zestal gebrandschilderde glazen.

Dicht bij de stad verheft zich ‘t oude slot (22), door Floris V omstreeks 1290 gesticht om de West-Friezen, met wie hij in voortdurenden strijd leefde, beter te kunnen beteugelen. Van 1889-1898 werd ‘t geheel gerestaureerd en ingericht voor kantongerecht. De vroegere burchtzaal is thans rechtszaal.
Aan de stad zelf heeft de 19e eeuw veel bedorven: de hoofdgracht werd gedempt en ‘t sierlijke raadhuis van 1660, geheel onnoodig, totaal verknoeid.
Aan den bloeitijd herinneren nog verscheidene gevels: Waag en huizen aan Oosterhaven en Vooreiland.
Helder. Den Helder, Willemsoord, Nieuwediep. Tot voor weinige jaren werden vier namen gebruikt om deze plaats aan te duiden, wat dikwijls tot moeilijkheden leidde. Een bewoner van helder toch, die een telegram verzond, seinde dit uit Nieuwediep, want zoo heette officieel ‘t telegraafkantoor. Tenslotte heeft de eerste der vier het gewonnen, zoodat de Marine, die in Willemsoord is gevestigd, tegenwoordig “Helder” bij den naam voegt.
Had Helder omstreeks 1600 ongeveer 200 inwoners, van 1650-1800 kwam dit niet hooger dan 2000, niettegenstaande Napoleon het versterkte – in verband met zijn strijd tegen Engeland – tot het Gibraltar van het Noorden.
Na den aanleg van het N.-Hollandsch kanaal, waardoor het de voorhaven van Amsterdam werd (1823), komt de groote bloeitijd. ‘t Inwonertal stijgt voortdurend in 1878 zelfs tot 22000. Maar dan keert ‘t lot.
De nieuwe zeeweg van Amsterdam, de doorgraving van “Holland op zijn smalst”, ‘t Noordzeekanaal, was de oorzaak van dien terugval. In 1880 was ‘t zielental zelfs met 2000 gedaald. Gelukkig trad langzamerhand weer verbetering in en thans is Helder de 3e stad van N-Holland, Amsterdam niet meegerekend.
Belangwekkende gebouwen mist Helder. We wijzen daarom alleen op ‘t Monument, opgericht op ‘t Havenplein, om de herinnering levendig te houden aan hen, die in de oorlogsjaren 1914-1918 als slachtoffers gevallen zijn. op die zuil zijn de namen der 57 slachtoffers gegrift.

Alkmaar‘s begin is te zoeken op de zandige hoogte temidden van de omliggende wateren. Daaraan herinnert de St. Laurenskerk en omgeving. Na uitbreiding op den hooger liggenden grond, volgde die naar ‘t Oosten. Maar daarvoor was noodig telkens een gedeelte van het Voormeer tot bouwterrein te maken. Zoo komt Alkmaar aan zijn grachten. Nadat geleidelijk bijna alle meren rondom drooggemaakt waren is de stad geworden tot de welvarendste marktstad van den streek. Nog steeds gaat de bloei voort van deze typisch oud-hollandsche stad met haar vele gebouwen, stadshoekjes en gevels, herinnerend aan vroeger dagen; waarvan we noemen Stadhuis, Waag en Luttik Ouddorp (17).
Van de vestingwerken is geen enkele poort meer over. De wallen zelf zijn in boomrijke plantsoenen herschapen. De slanke stadhuistoren vertoond een “gesloten ijzeren” spits, die in 1860 moest vervangen de vroegere spits, om overeenstemming in bouworde te verkrijgen met den toren zelf.
Verscheidene gebouwen van liefdadigheid bezit Alkmaar. ‘t Oudste van deze is ‘t Oudemannen- en Vrouwenhuis (18), dat in zijn toren nog de herinnering bewaart aan wat ‘t gebouw eertijds geweest is: “Het Hog van Sonoy”.
De trots van de stad is de beroemde Waag, met een even beroemden toren. Deze toren, met 35 klokken, laat bij elk uur vier met elkaar strijdende ruitertjes in een uitbouw rondrijden, terwijl daarboven een krijger de bazuin blaast. in den gevel van ‘t gebouw vertoont zich ‘t opschrift: “S. P. Q. A. Restituit Virtus Ablatae Jura Bilancis”, d.i. “De moed van Alkmaar’s overheid en burgerij heeft de verloren waagrechten doen herkrijgen”. Dit herinnert aan een tweetal belangrijke jaartallen in Alkmaar’s historie: 1491 en 1573.
In eerstgenoemd jaar moest de stad boeten met vernieling van poorten en muren, ‘t verlies van alle voorrechten, overgave van alle wapenen en opbrengst eener zware belasting, omdat ze ‘t steunpunt was geweest van ‘t oproerige Kaas- en Broodvolk. ‘t Andere jaartal spreekt ons van “Alkmaar’s victorie”, waarvoor het als belooning in 1581 het verloren waagrecht herkreeg.
De kaasmarkt, die elken Vrijdagmorgen gehouden wordt, is nog een werkelijk levende herinnering aan wat vroeger was: De kaasdragers in hun helderwitte pakken met groen-, blauw-, rood- of geelgelakte hoeden op, naar de kleur van het “Veem” waartoe zij behooren. In den drukken tijd vermeerderd met het oranje veem.
![]() |
![]() |
![]() |
Afb. 13 – Edam, De Kwakelbrug | Afb. 14 – Hoorn, Het huis “In de Frachtwagen” | Afb. 15 – Hoorn, Hoofdtoren |
![]() |
![]() |
![]() |
Afb. 16 – Hoorn, Poortje van het Geertenklooster | Afb. 17 – Alkmaar, Huisje Anno 1593. Luttik Oudorp | Afb. 18 – Alkmaar, Hoekje O. Mannen- en Vr.huis |
Alkmaar is uitgangspunt naar een viertal badplaatsen.
‘t Oude Schoorl, dat eerst in de laatste 25 jaar door den zoeker naar natuurschoon is gevonden, en juist ‘t tegengestelde is van ‘t geen in een rapport van 1798 geschreven werd: “Nergens in ‘t overig Holland is eene soo barre uytgestrekte woestijn gevonden dan in ‘t midden der Schoorlse duynen”.
Bergen aan Zee Neerland’s jongste badplaats, gesticht in 1906, op “maagdelijken grond”.
Egmond aan Zee, waar Kennemerland’s duinen zich versmallen tot een strook van 10 minuten, als visschersdorp oud, als badplaats dateerend omstreeks 1875, toen zich daar vestigde een Amerikaansch kunstschilder, George Hitchcock.
Castricum met z’n 3 K.M. lange “Zeeweg”, voor enkele jaren nog een onbekend dorpje, thans door velen gezocht.
Van Alkmaar naar Amsterdam voert onze tocht door de Zaanstreek, waar handel en industrie zoozeer bloeit, thans niet minder dan in ‘t midden der 18e eeuw. ‘t Volgende vers geeft eigenaardig weer de industrieën van die dagen:
Zoo vele wieken, als aan molenassen draaien,
Zoo vele winpels, als aan hooge masten waayen,
Zoo vele raderen, als er wentelen om hun spil,
Zoo veel hefboomen, als er hossen aan den til,
Zoo vele stampers, als er harde kluiten plett’ren,
Zoo vele hamers, als bij ‘t schepenbouwen klett’ren,
Zoo vele mokers, als er ankersmeden slaan,
Zoo menig kabel als gedraaid wordt op de baan,
Zoo menig vel papier schept om op te schrjven,
Zoo menig volksgedruisch als bromt bij ‘t kunstbedrijven,
Zoo menig malen heft de faam haar lofzang aan,
Tot eer van ‘t kunstvernuft der burgers van de Zaan.
En voor al die bedrijven dienden niet minder dan een 1200 windmolens, die echter op enkele na geleidelijk verdwenen zijn (Afb. C en D), om plaats te maken voor ruim 250 fabrieken met veel grooter productievermogen dan die vele vroegere molens ooit bezeten hebben.
Wie de Zaan noemt, noemt Zaandam, met zijn herinnering aan Czaar Peter, de vorsteleijke scheepstimmerman, in het Czaar Peterhuisje, sinds 1895 omgeven door het beschermende steenen gebouw voor rekening van den toenmaligen keizer van Rusland: Nicolaas II. Maar ook het Damplein draagt de heugenis aan dien vorst: een standbeeld, hem voorstellende als scheepstimmerman met een bijl de voorsteven van een boot bewerkende. op ‘t voetstuk lezen we:
Czaar Peter I Leert den Scheepsbouw in Zaandam 1697.
Geschenk van Keizer Nicolaas II aan de stad Zaandam 1911.
De Zaanstreek is ‘t land van de houten gevels, terwijl er zoo wat geen boomen te vinden zijn. Dit eigenaardige wordt opgelost als we bedenken, dat Zaandam een uitgebreiden houthandel (24) drijft, en daarvoor enorme hoeveelheden hout betrekt uit de houtrijke landen van het Noorden. Maar ‘t bouwen van houten huizen in Zaandam is voorbij: de stedelijke bouwverordening verbiedt dit wegens ‘t groote brandgevaar.
![]() |
![]() |
Afb. 19 – Enkhuizen, Oude Gouwsboom | Afb. 20 – Enkhuizen, Dromedaris |
![]() |
![]() |
Afb. 21 – Enkhuizen, Het Waterpoortje | Afb. 22 – Medemblik, Het Kasteel |
![]() |
![]() |
Afb. 23 – Helder, Zee en Duin | Afb. 24 – Zaandam, Houthaven |
Volgende hoofdstuk: Tusschen de groote scheepvaartwegen