Van ‘t Noorden naar ‘t Midden van ons land langs de Zuiderzee
![]() |
![]() |
Afb. 139 – Goutum, gezicht op het dorp | Afb. 140 – Sloten, Sneekerpoort |
![]() |
![]() |
Afb. 141 – Vollenhove, haventje | Afb. 142 – Harderwijk, bij de haven |
![]() |
![]() |
Afb. 143 – Harderwijk, buitenkant | Afb. 144 – Hilversum, boschgezicht |
okkum, op Stavoren na, de oudste stad van Friesland en reeds in de 3e eeuw, naar men zegt, gesticht door Hertog Ubbo. Lag deze plaats vroeger aan zee, door aanslibbing is ze er thans ruim twee uur van verwijderd. De halve maan met de drie sterren van het stadswapen herinnert aan de Dokkumers, die eenmaal krachtig deel namen aan de Kruistochten.
De zoo mooie gevel van het stadhuis werd in 1835 door wijziging verknoeid en in plaats van het oude steenen torentje een leelijk houten koepeltje geplaatst. Gelukkig valt inwendig nog veel schoons – de 18de eeuwsche vroesdschapskamer en de schouw uit de 16e eeuw van de v.m. schepenkamer – te bewonderen. Het politiebureau, eenmaal de Waag, draagt de gebeeldhouwde top van het vroegere Admiraliteitsgebouw; herinnering aan den tijd, tot 1645, waarin Dokkum de zetel van Friesland’s Admiraliteitscollege was. In dat jaar werd ‘t college overgeplaatst naar Harlingen.
Aan den Dijk staan eenige mooie gevels uit ‘t begin der 17e eeuw, terwijl het Keereveer een schilderachtig hoekje vertoont. In de nabijheid van D. is de “Bonifaciusbron” een blijvende herinnering aan den evangelieprediker Bonifacius, die hier in 754 door heidensche Friezen werd vermoord (Mm).
Leeuwarden, evenals Dokkum eenmaal zeestad aan de thans ingepolderde Middelzee bezit met zijn ‘eenigzins deftig karakter” een groote aantrekkelijkheid in zijn singels en grachten, al mist het op een enkele uitzondering na fraaie woonhuisgevels uit voorbije tijden. Maar van de wereldlijke openbare gebouwen bezit het enkele van bijzonder karakter. Zoo het stadhuis, de voormalige stins der Auckema’s, in 1617 aangekocht en als raadhuis in gebruik genomen tot het in 1715 gesloopt en door ‘t tegenwoordige vervangen werd. Boven de echt 18de eeuwsche deuromlijsting staan de beelden van Welvaart en Vrijheid, terwijl in den driehoek van de kroonlijst gebeeldhouwd zijn de stedemaagd met de Gerechtigheid en de Voorzichtigheid. Van den in 1884 afgebroken St. jacobstoren hangt sinds 1915 het klokkenspel van 33 klokken uit 1686 in het torentje van het stadhuis. In het bijgebouw van 1760 bevindt zich de rijksversierde raadzaal.

Een prachtig monumentaal gebouw uit den tijd vlak voor den 80 jarigen oorlog is de Kanselarij (1566-’71) tot 1811 zetel van het Friesche gerechtshof en na velerlei andere bestemmingen thans ingericht tot Archief en Bibliotheek. Vooral de top met de negen beelden, waarvan de bovenste Karel V voorstelt, is van bijzondere sierlijkheid. De ingang en stoep, zoo rijk bewerkt, zijn een halve eeuw jonger.
Uit ‘t eind der 16e eeuw dagteekent de Oude Waag, ‘t zoo typisch gebouwtje in Renaissancestijl. Van de oude St. Vituskerk bleef de onvoltooide 40 M. hooge toren, de geweldige steenkolos de Oldehove, alleen gespaard. Hij werd gebouwd van 1529-1532, terwijl de veel ouderen kerk in 1595 werd gesloopt. ‘t Bestijgen van den toren is wel gemakkelijk: de electrische lift brengt er ons op. Leeuwarden bezit bij z’n Wees- en gasthuizen poortjes van groote aantrekkelijkheid. We noemen die van ‘t Old Burger Weeshuis van 1672 en ‘t Boshuizer gasthuis van 1625 (Nn).
Rondom de stad ligt een krans van dorpjes, waarvan we even aanstippen Goutum (139), op 4 K.M. afstand gelegen, met de fraaie state Wiarda. Naar verhaald wordt stonden hier eenmaal ook nog de staten Drinkuitsma en Putsma, bewoond door een tweetal drinkebroers. Reeds lang zijn ze in boerderijen veranderd. Van de oude stins Unia (133) in ‘t dorpje Beers resten alleen nog de grondvesten en een poort.
Franeker, de oude academiestad (1585-1610), de stad van Eise Eisinga, den vervaardiger van het beroemde planetarium, met zijn vriendelijke grachtjes ‘t meest schilderachtige der Friesche steden, en in z’n oude gevels, zooals die in de Waagstraat en Voorstraat, meer dan eenig abdere dier steden van het verleden sprekend.
Een buitengewoon fraaie gevel bezit het Stadhuis, een hoekgebouw uit de 16e eeuw, waarin de topgevels als het ware den slank opgaande toren schijnen te omvatten. De latere bijbouw van het raadhuis uit 1760 steekt in z’n koelen eenvoud sterk af bij den oorspronkelijken gevel. Het Korendragershuisje (135) heeft een prachtgeveltje uit ‘t jaar 1634.

Uit ‘t begin der 15e eeuw dagteekent de St. Maartenskerk, beter bewaard dan eenige der Friesche kerken uit dien tijd. Zij bezit als in weinig kerken een groot aantal fraai gebeeldhouwde grafzerken. Merkwaardig is het poortje in het koor der kerk met versiering van gehouwen steen (134), eenig in het geheel van baksteen opgetrokken bouwwerk. ‘t Aanzienlijk getal dier bovengenoemde grafzerken behoeft ons niet te verwonderen als we weten, dat Franeker van ouds de woonplaats was van vele Friesche edelen.
Vele overblijfselen treft men dan ook nog aan. ‘t Gemeentehuis van Franekeradeel is ‘t voormalige Martenahuis, van groote zware steenen opgetrokken, in de 15e eeuw gesticht door Hessel van Martena, maar uiterlijk sterk gewijzigd. (Oo).
Harlingen, de havenstad van Friesland, in ‘t begin der 13e eeuw ontstaan uit een nederzetting tusschen de twee adellijke stinsen, Harlinga en Harns. Van den strijd der Schieringers en Vetkoopers heeft deze plaats ruim haar deel gehad. Toen hertog Albrecht van Saksen omstreeks 1500 in Friesland zijn gezag vestigde, werd ‘t bij Harlingen staande blokhuis tot een duchtig kasteel versterkt, dat van dien tijd af, niet alleen voor de stad maar ook voor ‘t geheele Noorden van bijzondere beteekenis was. Vooral in den Spaanschen tijd bleef deze burcht een geduchte bedreiging voor geheel Friesland tot in 1580 door list het kasteel in handen vielen van de Friesche staten, die ‘t al spoedig lieten sloopen. Op de plaats daarvan werd later een arm- en weesjuis en kerk en in nog lateren tijd een vuurtoren gesticht.
‘t Stadhuis van eenvoudigen bouw uit de 18e eeuw bezit in het fronton van den gevel ‘t beeld van St. michael met den draak. Van ‘t vroegere raadhuis staat op eenigen afstand nog de toren uit de 16e eeuw, maar gewijzigd in 1750. Bij de Groote Kerk uit de tweede helft der 18e eeuw verheft zich de slanke toren van ‘t 15e eeuwsche kerkgebouw (136), Aan den strijd tegen de zee, maar tevens aan onderlinge twisten van hen, die den plicht hadden het land door dijken te beschermen, herinnert de z.g. Steenen Man op den Zuiderzeedijk op korten afstand van Harlingen. Dit standbeeld werd opgericht voor Caspar Robles, den Spaanschen stadhouder van Friesland en Groningen, die een eind wist te maken aan die onderlinge twisten en orde stelde op ‘t onderhoud der dijken.
![]() |
![]() |
![]() |
Afb. 145 – Hindeloopen, gezicht op de stad | Afb. 146 – Workum, St. Geertruidakerk | Afb. 147 – Kampen, Korenmarktpoort |
![]() |
![]() |
![]() |
Afb. 148 – Kampen, Houtzagerssteeg | Afb. 149 – Hattem, Dijkpoort | Afb. 150 – Elburg, Vischpoort |

Bolsward, de oudste stad van Friesland, gesticht op een hoogen uithoek van de voormalige Middelzee, dus ook eenmaal een zeestad. Groot- en Kleinzand zouden, naar men zegt, eertijds zandbanken zijn geweest. Over de naamsafleiding loopen de meeningen uiteen. Is ‘t een verbastering van Bolswina, koning Radboud’s dochter of luidde het eerst Bodelswert, waarvan ‘t laatste deel beteekent hoogte te midden van het water?
Van Noormannen, van Schieringers en Vetkoopers kan het in zijn historie meepraten. De oude St. Maartenskerk uit ‘t midden der 15e eeuw met een nog ouderen toren met zadeldak uit 1300 is wel ‘t belangrijkste kerkgebouw uit de geheele provincie (Pp). De rijk gebeeldhouwde preekstoel, waaraan drie jaar gewerkt is in ‘t midden van de 17e eeuw en de niet minder rijk versierde koorbanken uit vroeger eeuw getuigen van een hooge kunst der Bolswarders uit die dagen. Van de drie klokken in den toren, de Jongelings, Vrouwen- en Mannenklok, heeft de laatste een omvang van 5.10 M. en draagt de eerste dit eigenaardige opschrift in ‘t Latijn: “Uit ‘t oude metaal der klok, die in het jaar na Christus 1356 gegoten is, maar door het geweld der luiders is gebroken, heeft de Magistraat van Bolsward in ‘t jaar na Christus 1680 zorg gedragen, dat ik, met verzwaard gewicht, hersteld ben geworden.”
Ouder dan bovengenoemde kerk is de Broerekerk van het v.m. Franciscaner klooster (1281). Zonder bijzondere versiering getuigt juist die sobere stijl van buitengewone schoonheid. Ging in de loop der tijden dit gebouw zijn tijd van verval tegemoet, werd het zelfs gebruikt als paardenstal en kaaspakhuis, was er zelfs vrees voor afbraak, gelukkig werd in 1905-1906 de restauratie volbracht en bleef dit schoone bouwwerk gespaard.
De trots der Bolswarders is hun stadhuis, het “monument van schoonheid, dat door alle eeuwen heen een sieraad van waarachtige kunst zal blijven.” En toch, alles en alles bij elkaar heeft dit prachtgebouw slechts ƒ27.000 gekost. Van 1613-’17 werd dit gebouw opgetrokken. Alleen de trap is uit de 18e eeuw (1765). Van 1893-95 werd door restauratie ‘t geen vervallen was, weer in oorspronkelijken vorm teruggebracht. In den westgevel staat op een steen de volgende inscriptie in ‘t Latijn: “De Magistraat en de Burgerij van Bolsward hebben dit stadhuis, met Waag en Beurs voor Kooplieden, tot op de grondslagen afgebroken en in dezen omvang sierlijk opgebouwd, God en Recht toegewijd in het jaar na Christus 1616, het jaar na de stichting der stad 901.”
![]() |
![]() |
![]() |
Afb. 151 – Elburg, het oude stadhuis | Afb. 152 – Weesp, St. Laurenskerk | Afb. 153 – Montfoort, molen bij de ommuring |
![]() |
![]() |
![]() |
Afb. 154 – Montfoort, Waterpoortje | Afb. 155 – Utrecht, toren St. Catharinaklooster | Afb. 155 – Amersfoort, oud hoekje |

Sneek, het centrum der Friesche meren, na Leeuwarden de grootste der elf Friesche steden, met veel handel, veel scheepvaart, veel industrie, eens – voor den tijd der zuivelfabrieken – de grootste kaas- en botermarkt van ons land. Oude belangwekkende gebouwen bezit Sneek niet meer. Als in weinig steden heeft hier de slooplust zich geopenbaard.
Omstreeks 1840 werden Noorder- en Oosterpoort op afbraak verkocht. Gelukkig bleef er één gespaard, ‘t merkwaardig bouwwerk, de Hoogendster Pijp of Waterpoort (137), dagteekenend van 1613 en in 1757 boven de galerij van een koepeltorentje voorzien. Bij de restauratie van 1877 is dit torentje weer afgebroken.
De St. Maartenskerk (138) werd w.s. gesticht in het midden der 13e eeuw. Omstreeks 1500 werd ze met een koor vergroot en in 1682, nadat de toren was afgebroken, belangrijk gewijzigd. Dit en verdere wijzigingen hebben ‘t gebouw sterk geschonden. Nog in 1872 werd de z.g. van snijwerk voorziene vroedschapsbank, in 1690 vervaardigd voor een luttel bedrag van ƒ200 aan een antiquair verkocht en versiert thans een der zalen van een kasteel bij Brussel. ook de fraai beschilderde glasruiten zijn vernietigd. ‘t Rijk gesierde stadhuis uit de 18e eeuw, eenig in zijn soort, vraagt evenwel om vervanging der spiegelruiten van 1822 door ramen, met den stijl van het gebouw overeenkomende. Aardig zijn de grachtjes van Sneek: Het Singel, Groot- en Kleinzand en de zoo smalle Suupmarkt.
Sloten, de kleinste der elf Friesche steden. Op ‘t kruispunt van den landweg over de hooge “gaasten” door ‘t boschrijke Gaasterland en Doniawerstal en den waterweg van Middelzee naar Flevomeer, bouwden de machtige heeren van Harinxma hun sterkte, waarbij in de 13e eeuw zich een nederzetting vestigde: het begin van het kleine stadje, dat reeds vroeg als achtste in rang onder de Friesche steden werd opgenomen en een vrij belangrijke handelsplaats werd. Vooral in den tijd der Schieringers en Vetkoopers vervulde het als vesting een belangrijke rol. Muren en poorten zijn, op de beide waterpoorten na, (140) verdwenen. Aardige gevels aan het Diep zijn herinneringen aan het roemrijk verleden.
![]() |
![]() |
Afb. 157 – Utrecht, Jansbrug | Afb. 158 – Utrecht, Oudegracht |
![]() |
![]() |
Afb. 159 – Utrecht, Janskerkhof | Afb. 160 – Utrecht, hoeve Chartreuse |
![]() |
![]() |
Afb. 161 – Jutphaas, watermolentje | Afb. 162 – Amersfoort, de Koppelpoort |

Workum, ‘t lang gerekt plaatsje aan een in 1870 gedempte gracht, heeft als voornaamste gebouw de St. Geertruidakerk (146) met fraaien preekstoel en beschilderde lijkbaren der vroegere gilden. Niet ver van de kerk staat de toren uit de 15e eeuw, die eenmaal van een slanken spits was voorzien, in plaats van het zoo nietige koepeltje, dat er thans op staat. Vlak bij de kerk staat ‘t aardige gebouwtje, de Waag, uit ‘t midden der 17e eeuw.
Hindeloopen, (145) eveneens een der elf Friesche steden. Eertijds een belangrijke handelsstad, thans een der “doode steden”. Staat de kerk eenzaam aan ‘t einde van het stadje, eens stond zij in den bloeitijd van H. op een plein in de stad, vanwaar flinke straten voerden naar de zeezijde, waar thans niets dan weide is te zien. Sedert 1911 is H. een badplaats met aardig strand en keurig ingericht badpaviljoen.
Vollenhove, eertijds de “stad der havezathen”. In het plaatsje Vollenhove bouwde in 1165 een der Utrechtsche bisschoppen aan wie deze landstreek toebehoorde, een kasteel, met als gevolg, uitbreiding van V., dat in 1534 stadsrechten ontving. Bijzonder aantrekkelijk scheen ‘t voor vele edelen, die zich op ‘t omringende heuvelland hun huizen en landgoederen stichtten. merkwaardig is ‘t stadhuis van 1621 met rijke afwisseling van natuur- en baksteen en een galerij zooals die nergens in ons land meer aangetroffen wordt. Eigenaardig staat tegen dit raadhuis een vierkante toren aangebouwd. (141)
Kampen, de in de Middeleeuwen zoo belangrijke handelsstad, de “torenstad” toen het nog een vesting was. Van den muur met de 20 ronde muurtorens en de 11 poorten zijn van de laatste er drie overig en van het andere enkele overblijfselen. Zelfs in 1893 nog de Hagenpoort. De oude Korenmarktspoort van 1337 met ‘t tweetal torens van een eeuw later bleef behouden (147). ook de Cellebroederspoort en de Broederpoort, beide uit de 15e eeuw, maar verbouwd in ‘t begin der 17e eeuw.
De trots van kamen is wel ‘t stadhuis, dat hoe schilderachtig, toch niet van bouwkundige eenheid is. De z.g. hoofdgevel en het schepentorentje zijn van bijzondere schoonheid. inwendig is ‘t vooral de schepenzaal met haar vroedschapsbanken en wandbetimmering en schouw en schepengestoelte, getuigend van rijken kunstzin. Van de beide kerken is vooral de Bovenkerk, met haar 5 beuken en 13 grafkapellen, met haar steenen gebeeldhouwden preekstoel uit de 15e eeuw, met haar koperen kronen en koorhek van groote belangwekkendheid. De 2 klokken in den toren zijn in 1482 gegoten door den Kamper klokkengieter Geert van Wou. Aan woonhuisgevels is de stad niet rijk. De Stadsgracht, de Burgel, en de smalle straatjes met de steunbogen tusschen de huizen geven Kampen talrijke schilderachtige hoekjes (148).

Hattem, zoo schilderachtig in z’n achterbuurten (Qq) en in z’n overblijfselen van den stadsmuur, herinnering uit den tijd, toen het stadje als vesting van bijzondere neteekenis was. Werden na 1836 een tweetal poorten gesloopt, de derde, de Binnen-Dijkpoort uit de 14e eeuw bleef, hoe vervallen dan ook, behouden. Eerst in 1909 werd door grondige restauratie – de top met hoektorentjes was geheel verdwenen – dit schoone bouwwerk in oorspronkelijken toestand hersteld (149). Van het stadhuis, dat in de eerste helft der 17e eeuw zijn nieuwe gevels kreeg van bak- en bergsteen, kan dit niet gezegd worden. Werd in 1770 de voorgevel door wijziging verknoeid, weer een honderdtal jaren later werd het nog sterker geschonden door bepleistering en beschildering, door vergrooting der vensters en ‘t aanbrengen van een onzinnig balkon.
Elburg, eenmaal de 2e Hanzestad van Gelderland opgenomen in ‘t Hanzeverbond, is in z’n aanleg gansch verschillend van de meeste oude steden en stadjes. Bijzonder regelmatig is ‘t gebouwd in den vorm van een vierkant, waat alle straten elkaar rechthoekig kruisen. Door den aanleg kreeg ook de stadsmuur (1400) dien zoo regelmatigen vorm van een vierhoek. Van dien muur is nog een belangrijk deel behouden gebleven met enkele bastions. Ook een der vier poorten, de Vischpoort (150) die dateerend uit 1400 op ‘t eind der 16e eeuw eerst zijn doorgang verkreeg.
In de door den stadsmuur beschermde plaats liet Arent toe Boerop, rechter van de Veluwe nu en kasteel bouwen, later aan de stadsregeering verkocht en tot raadhuis ingericht. De zoo mooie voorgevel met kruisvensters en de steenen trap werd in 1773 jammerlijk verknoeid: niets herinnert in dien gevel meer aan zijn oorspronkelijken vorm. Schilderachtige hoekjes bezit het sympathieke stadje er vele. Reeds bij ‘t binnenkomen van de richting Zwolle treft ‘t gebouwencomplex van het v.m. Agnietenklooster (Rr) en niet minder ‘t midden der stad waar de soms zoo smalle steegjes een doorkijk geven van groote schoonheid. In een dier smalle straten bevindt zich nog ‘t oude stadhuis van omstreeks 1300 (151).

harderwijk, het rustige plaatsje, dat sinds lang z’n hooge positie van handelsstad, toen ‘t “internationalen handel” ter zee dreef, heeft moeten opgeven. Van 1600-1818 was H. academiestad, Maar weinig herinnert aan al die oude heerlijkheid. De oude St. Maartenskerk mist z’n hoogen toren, die in 1797 instortte en een deel der kerk verwoestte, waardoor alleen een mismaakt gedeelte, nl. koor en kruisbeuk overbleef. Van de vroegere ommuring rest alleen de zwaargebouwde Vischpoort. Sinds 1910 is nog opgeruimd wat de sloopers van ‘t midden der 19e eeuw hadden overgelaten (143). De haven werd in 1650 aangelegd. (142).
In ‘t Gooi bezoeken we alleen: Naarden, Weesp en Hilversum.
Naarden is een der plaatsen, die bij ‘t noemen van den naam de herinnering oproept aan een der feitn uit onze geschiedenis van groote bekendheid: 1572 Naarden uitgemoord door de Spanjaarden. Met ‘t Oude Naarden van 1350 was ‘t evenzoo gegaan: toen was ‘t door de Utrechtschen geheel verwoest, zoo zeer zelfs dat men niet meer denken kon aan een opbouw, maar op een afstand van een half uur een geheel nieuwe stad stichtte. Zijn tegenwoordige gedaante als vesting heeft N. echter verkregen in de 17e eeuw onder stadhouder Willem III. Verlangen de bewoners van deze stad naar “ontmanteling”, voor vele oude gevels (Ss) mocht wel eens gezorgd worden voor “ontpleistering”. Boven het opschrift “God regiert al Anno 1601” in den zoo levendigen gevel van het stadhuis zijn aangebracht de beelden Geloof, Hoop en gerechtigheid.
Weesp heeft evenals Naarden in de 16e eeuw een bloeiende lakenindustrie gekend. Ook zijn vele bierbrouwerijen waren van beteekenis en in de 18 eeuw zijn jeneverbranderijen. In die eeuw kwam aan den bloei, waarvan de uitleggingen in ‘t midden der 16e en 17e eeuw wel het bewijs zijn geweest, een einde. Aantrekkelijk zijn hier – mooe ude gevels vindt men er niet – de grachten en bolwerken en niet minder de Vecht. De ruimte St. laurenskerk dateert uit de 2e helft der 15e eeuw (152). Het stadhuis – sterk herinenrend aan ‘t paleis op den Dam, is ruim twee eeuwen ouder.

Hilversum, ‘t centrum van ‘t Gooi, tot 1827 een plaatsje buiten alle verkeer gelegen en alleen te bereiken langs enkele zandwegen. Geleidelijk werd ‘t meer en meer in ‘t verkeer opgenomen en bijzonder was dit ‘t geval, toen in 1874 de spoorlijn rechtstreeksche verbinding bracht met Amsterdam en Amersfoort. Sedert dien tijd is H. een tijdvak van bloei begonnen, die gestadig voortgaande, het vroegere dorp tot een plaats van beteekenis maakt, niet in ‘t minst door zijn omgeving vol natuurschoon (144)
Montfoort, de grensvesting der Utrechtsche bisschoppen. In 1574 werden de vestingwerken grootendeels door de Spanjaarden vernield. Als schilderachtige hoekjes vinden we o.m. de molen op de overblijfselen der muren (153) en ‘t z.g. Waterpoortje (154).
Utrecht, gunstig gelegen aan kruising van Rijn en Vecht, kreeg vooral in de 11e eeuw z’n groote beteekenis als handelsstad. Deze beteekenis werd nog vermeerderd door ‘t feit, zetel te zijn der geestelijkheid. Utrecht is dan ook de samengroeiing der 5 kerkebuurten en de daarbuiten en omgelegen leekenbuurten. Deze kerkebuurten os “immuniteiten” bestonden uit de kerk met de huizen en tuinen der tot die kerk behoorende geestelijken, alles door een muur omgeven, die ze van de overige deelen maar ook van de burgerlijke stad scheidde. Elk van deze jad eigen rechtspraak, waar zelfs de “burgerlijke rechter” niets te maken had.
De Hervormingstijd bracht in dit alles groote verandering. De Immuniteiten werden onder ‘t stadsbestuur gebracht, de scheidsmuren doorgebroken of geheel gesloopt, en de vrijgekomen tuinen en terreinen bebouwd, waardoor nieuwe straten ontstonden. Wat oude mooie kerken betreft levert Utrecht ruimschoots zijn deel, al is door verschillende factoren als b.v. de cycloon van 1674 veel vernield of verloren gegaan, zonder dat tot opbouw werd overgegaan. Door dien geweldigen storm van dat jaar b.v. werd vernield ‘t schip van de Domkerk, de torens van St. Pieters- en de St. janskerk en de torenspitsen van Buur-, St. Nicolaas- en St. jacobskerk (159).
Plaatsruimtegebrek noodzaakt zeer in ‘t kort op enkele gebouwen te wijzen. Wel heeft hier de slooper gearbeid! De ruim honderjarige gevel van ‘t stadhuis is droeve vervanging van een zeldzamen gevel uit ‘t midden der 16e eeuw. Van het in 1805 gesloopte Bisschopshof, eenmaal het bisschoppelijk paleis, het groote schilderachtige gebouw, bleef slechts een enkele poort uit de 17e eeuw gespaard. Van het Minderbroederklooster, later tot Statenkamer verbouwd, rest een tweetal poorten.
‘t Feit, dat Utrecht in de 17 en 18e eeuw een tijdvak van geringe welvaart meemaakte, is als vanzelf mede-oorzaak, dat de stad arm is aan sierlijke gevels uit dien tijd. Ondanks dit alles bezit Utrecht een schat van stedeschoon, dikwijls eenig in ons land als bij Oude en Nieuwe Gracht (157, 158) met dien diepen waterspiegel en laag gelegen kaden, toegang gevende tot de onder de straat gelegen kelders.
Van de overblijfselen van de eenmaal zoo talrijke kloosters noemen we ‘t St. Catharinaklooster (155), ‘t St. Nicolaasklooster – thans armenhuis; en ‘t Regulierenklooster – thans Weeshuis. Ook bezit Utrecht nog verschillende stichtingen van liefdadigheid, met aardige poortjes. Maar van de wallen en poorten, waarvan het zulke mooie heeft bezeten, is niets meer over: ‘t midden der 19e eeuw heeft de schuld.
Amersfoort, reeds in 1028 genoemd en in 1259 met stedelijken rechten begiftigd, kwam in de Middeleeuwen tot bloei, zoodat in de 14e en 15e eeuw belangrijke uitlegging noodzaak was. Toen echter was dit voortgang van bloei voorbij en bleef Amersfoort ‘t provinciestadje tot het tegen ‘t eind der 19e eeuw om zijn schoone omstreken als ontdekt werd en steeds meer bewoners trekkende nu gestadig in bloei voortgaat. “Het oud Amersfoort bezit een geheel eigen schoon, dat het vooral dankt aan den cirkel der oude Muurhuizen, (Tt) met de gedeeltelijk behouden vestgracht daaromheen, die tal van teekenachtige hoekjes vormen (156) en aan den plantsoenboog der latere wallen, welke het geheel omgeeft.”
Resten van de eerste ommuring nog menig gebouw in de Muurhuizen en de zoo veel besproken, gehate en beminde torentjes van de Kamperbinnenpoort, van de latere omwalling zijn behalve enkele muurbrokken Monnikendam en de vooral door zijn ligging tegenover de spoorbrug zoo bekende Koppelpoort, die èn water- en landpoort is. Maar ‘t meest trotsch zijn de Amersfoorters op hun toren, een der hoogste en fraaiste van ons land. Gebouwd in de 2e helft der 15e eeuw was hij tot 1787 met de kerk verbonden, toen deze – tot kruitmagazijn in gebruik genomen – door ontploffing vernield werd.