Dr. Vitus Bruinsma – Eetbare en Vergiftige paddestoelen

Dr. Vitus Bruinsma - Paddenstoelen.

Titel: Eetbare en Vergiftige Paddenstoelen
Uitgever: P. Noordhoff, Groningen
Uitgebracht in: 1906
Aantal afbeeldingen: 190

 

Voorrede

Het vorig jaar zond de firma P. Noordhoff te Groningen mij 24 gekleurde platen, op elk daarvan een 8-tal paddestoelen waren afgebeeld, met verzoek daarbij tekstte schrijven opdat het een geschikt boekje ter bevordering van de kennis der paddestoelen zou worden.

Dit denkbeeld lachte mij zeer toe. Het begon tijd te worden, dat naast den overvloed van populaire werkjes over paddestoelen met gekleurde platen, die elders, vooral bij onze Oostelijke naburen zijn verschenen, ook hier te lande eens een zoodanig werd in het licht gegeven. Het zou, naarv het mij voorkwam, aan belangstelling voor zulk een boekje in de Nederlandsche taal niet ontbreken, nu de ambitie voor het leeren kennen der planten- en dierenwereld in het algemeen ook in ons land in de laatste tientallen jaren sterk gestegen is, en bovendien tegenwoordig velen lust gevoelen, om vooral de eetbare paddestoelen te leeren kennen.

Daar ik sinds eenigen tijd begonnen was studie te maken van de paddestoelen, die in de buurt mijner woonplaats in een rijke verscheidenheid voorkomen, en mijn belangstelling en bewondering voor deze dikwijls zoo fraaie natuurvoortbrengselen daardoor in hooge mate waren opgewekt, besloot ik de uitnoodiging te aanvaarden, ook al bestonden daartegen enkele bezwaren, die ik niet geheel vermocht op te heffen.

Die bezwaren betroffen minder het feit, dat de gekleurde afbeeldingen, die beschikbaar gesteld werden, hoewel over het algemeen zeker zeer goed uitgevoerd, toch hier en daar kleine gebreken hadden, want de ervaring had mij reeds geleerd, dat, ook op dit gebied het volmaakte toch niet is te bereiken, dan wel de omstandigheid, dat, indien ik zelf invloed had kunnen uitoefenen op de keuze der af te beelden zwammen, ik daarin enkele wijzigingen zou hebben aangebracht en ook de volgorde eenigszins anders zou hebben genomen. Wetende, hoe moeielijk het is, bij het altijd vrij beperkt debiet in ons land, een uitgever bereid te vinden de groote kosten, die aan een met goede gekleurde platen voorzien boekje verbonden zijn, te wagen, meende ik nochtans deze gunstige gelegenheid, om zulk een boekje te verschaffen aan de velen, die het gaarne zouden willen gebruiken, niet te mogen laten voorbij gaan. ik heb er een tekst bij gechreven, zoo beknopt als noodzakelijk was, om het werkje niet al te duur te doen worden, doch uitvoerig genoeg, om den gebruiker bij het herkennen en onderscheiden der verschillende paddestoelen niet verlegen te doen staan en hem den grooten rijkdom van soorten en de schoonheid der individuen levendig te doen beseffen. Waar iets in een der talrijke afbeeldingen te verbeteren viel, is dit in den tekst aangeteekend, en waar een enkele maal een zeer veelvuldig hier te lande voorkomende soort niet mocht afgebeeld zijn, is zij in den tekst toch genoemd en beschreven, om het werkje zoo volledig te maken, als eenigszins mogelijk was.

Van de gebruikte literatuur, waarvan hier en daar in den tekst iets wordt geciteerd, wil ik hier in het bijzonder op twee werken van Nederlandsche auteurs, die ik vooral heb gebruikt, namelijk het standaardwerk over inlandsche zwammen van den oud-hoogleeraar der Amsterdamsche Universiteit Prof. C.A.J.A. Oudemans en het aardige boekje, het eenige van dien aard in onze taal, voor het determineeren van paddestoelen van Mej. Destree. In dit laatste werkje heeft de auteur gepoogd het voor het populariseeren der kennis van paddestoelen zoo hinderlijke bezwaar, dat slechts zeer enkele Nederlandsche namen bezitten, te overwinnen door tenminste de wetenschappelijke soortnamen in onze taal over te brangen, terwijl zij voor den geslachtsnaam den wetenschappelijke naam behield. Ik ben haar hierin over het algemeen gaarne gevolgd, slechts enkele door een andere vertaling mij een afwijking veroorlovende, en somtijds ook iets verder gaande, door ook voor den wetenschappelijken geslachtsnaam een Nederlandsche benaming te kiezen, zoodat b.v. de bestaande namen Melkzwam en Inktzwam als geslachtsnamen behouden zijn. Bovendien heb ik dikwijls de belangstelling in de onvermijdelijke, aan het Latijn of Grieksch ontleende namen zoeken te verhoogen, door de beteekenis dier namen te vermelden, waardoor tevens het geheugen van den gebruiker eenigen steun vindt. Eindelijk moet ik, wat de namen betreft, nog vermelden, dat ik vele door verschillende auteurs gebruikte synoniemen gemeend heb niet onvermeld te moeten laten. Wel schrikt het hierdoor vermeerderde aantal der geleerde benamingen een enkelen gebruiker aanvankelijk misschien een weinig af, maar omdat in vele boeken over het onderwerp, die synoniemen nog steeds gevonden worden, meende ik goed te doen, ten einde verwarring te dvoorkomen, ze zooveel mogelijk te vermelden.

Al heb ik, zooals de lezer bijna op elke bladzij kan bemerken, het gebruik der paddestoelen als spijs of specerij niet uit het oog verloren, en bovendien een afzonderlijk ‘Aanhangsel’ daaraan gewijd, hoofdzaak was dit voor mij niet. Mijn hoofddoel was den lezer een begin van wetenschappelijke behandeling van de paddestoelen aan te bieden, hem in te leiden in de kennis ervan en hem een overzicht te geven van deze merkwaardige en zeer talrijke groep van planten.

LOCHEM, Februari 1906.

Dr. V.B.