Echt Judasoor – Auricularia auricula-judae

Echt Judasoor - Auricularia auricula-judae

 

 

Echt Judasoor - Auricularia auricula-judae

 

 

In het boekje Eetbare en Vergiftige paddestoelen staat het volgende over het Echt Judasoor:

Echt Judasoor - Auricularia auricula-judae

Exidia auricula, J u d a s o o r. Deze zonderlinge zwam met zonderlingen naam komt, ook in ons land, voornamelijk voor op de schors van v l i e r, sambucus, waarom zij, daar men haar tegenwoordig tot een ander geslacht rekent, nu meestal Auricularia sambucina genoemd wordt, Men vindt haar ook nog wel beschreven onder den naam Hirneola auricula-judae.

In onze taal heeft men aan het woord J u d a s o o r genoeg. De zwam groeit meest in groepjes bijeen, sommige als kleine napjes, ongeveer zoo groot als halve notedoppen, zndere zoo groot en eenigszins zoo van vorm als een menschelijk oor of een varkensoor. Deze onregelmatige schoteltjes zijn zonder steel tegen de vlierschors gelegd, terwijl de open holte veelal verdeeld is in afdeelingen, door midden van er in opstaande randen, strookjes en aderen, waardoor eenige gelijkenis met een oorschelp ontstaat.

De kleur is eerst meer of minder roodbruin, later donkerder, bijna zwart; de onderkant, welke met hymenium bedekt is dat de sporen draagt, is grijsgeel van kleur en zacht, fluweelig behaard, ‘poezelig’ zooals Mej. Destrée het uitdrukt, bij hare beschrijving van een exemplaar door haar op een ouden vlier in het Haagsche Bosch gevonden.

Het merkwaardige van de Auricularia is echter haar consistentie, De dunne schelpvormige kommetjes en randjes zijn niet leerachtig en niet geleiachtig, maar het heeft van beide toch iets. De stof is buigzaam en veerkrachtig, eenigszins doorschijnend en zacht op het aanvoelen, zoodat men ze wellicht het best kraakbeenig noemt. Na de zwam van den boom afgelicht te hebben, droogt zij echter spoedig in en verliest dan geheel haar vorm, dien men haar, door ze in het water te leggen, weer kan teruggeven. De Auricularia’s vormen met de geslachten Exifia, Tremella en enkele andere de familie der T r i l z w a m m e n, Tremellaceeën, waarvan overigens geen voorbeelden in dit werkje zijn opgenomen.

 

 

In het Verkade plaatjesalbum Paddenstoelen wordt de Echt Judasoor doot Jac.P. Thijsse op de volgende manier beschreven:

Echt Judasoor - Auricularia auricula-judae

Om nu nog eens tot de Trilzwammen terug te keeren, daartoe behoort ook het beroemde Judas-oor. Dat groeit op oude vlierstruken. Al vijfendertig jaar lang heb ik nu hier dan daar mijn oude vlierstruiken, waar ik elk najaar, elken winter ga kijken naar de Judasooren. Ze komen eerst uit de zware takken te voorschijn als kleine bruine knopjes, dicht op elkaar. Die knopjes groeien uit tot bekertjes, die zich later weer grillig vervormen en daarbij komt het dikwijls uit, dat zij werkelijk veel gaan gelijken op een menschelijke oorschelp. Een jaar of tien geleden heeft een oude vriend er een voor mij gefotografeerd, die inderdaad haast precies een oor leek. Ge kunt een afdruk ervan vinden in het Paddenstoelboekje van Cool en v.d. lek. De rbuine kleur gaat langzamerhand over in donker violet, maar keert ook weer terug. Als het gaat vriezen en er waait een droge Oostenwind, dan wordt het oor eerst pimpelpaars, dan bruin en ‘t schrompelt eindelijk in. Maar zoodra het gaat dooien en regenen, zuigt de oppervlaktelaag weer water op en het oor is weer even frisch als te voren. Eindelijk verdoogt het voor goed, maar in het najaar komen uit denzelfden tak weer nieuwe ooren spruiten.