Hokusai – Kentoku Kô (Fujiwara no Koretada)

aware tomo
iu beki hito wa
omôede
mi no itazura ni
narinu beki kana

 

niemand
heeft medelijden met mij;
wanneer ik overlijd
zal dat het passende einde zijn
van mijn eigen dwaasheid

 

Hokusai - Kentoku Kô (Fujiwara no Koretada)

 

DICHTER

Vorst (Kô) Kentoku is een posthume naam en titel.
Koretada (924-972) bereikte tijdens zijn leven de rang van Dajô Daijin, vergelijkbaar met onze minister-president. Hij was de kleinzoon van Fujiwara no Tadahira en de vader van Fujiwara no Yoshitaka (gedicht nr.50). Hij was een van de samenstellers van de bloemlezing Gosenshi.

 

GEDICHT

In dit gedicht komt tot uiting dat de dichter door zijn eigen fouten ten gronde wordt gericht, dat er daarom ook niemand medelijden met hem zal hebben als dat gebeurt.

Hij neemt alle verantwoordelijkheid voor een ongelukkige liefdesrelatie, zoals de gewoonte was aan het hof.
Itazaru ni naru is een poëtische manier om te zeggen dat je ‘door de liefde teleurgesteld doodgaat’. Een andere woordspeling zit in de woorden aware to mo, dat ‘weinig medelijden’ betekent en aware tomo, dat ‘een vriend, die men kan treffen’ betekent.

 

AFBEELDING

Ook bij dit gedicht heeft Hokusai een bijzondere benadering gekozen. De weefster in het huis kijkt verlangend naar de andere vier vrouwen. Rondom de vrouwen is het lente, de bomen staan in bloei en de lotusbladeren zijn nog zonder de bloemen getekend.

Aangenomen wordt dat Hokusai de ster Wega (de weefster in het huis) heeft afgebeeld, die met vier andere sterren het sterrenbeeld ‘De Lier’ vormen. De vrouwen in de afbeelding hebben dezelfde positie als de sterren in het sterrenbeeld.

Op de rol, waaraan de twee vrouwen trekken, zijn twee Boeddhistische teksten te lezen:
sangai yui isshin ofwel: alle verschijnselen in het universum vinden hun oorsprong in gedachten.
shinge mubeppô ofwel: niets bestaat buiten het hart en de geest.

 
 

Overzicht gedichten en schilderijen uit deze serie