Geschubde inktzwam – Coprinus comatus
In het boek De paddenstoelen van Nederland wordt de Geschubde Inktzwam op de volgende manier beschreven:
Coprinus comatus (Fr.) afgeleid van coma of kuif.
Syn.: Agaricus typhoides-Bull.
De hoed is weinig vleezig, cylindrisch, dan eivormig, eindelijk klokvormig en uitgespreid, stomp, gestreept, de rand is onregelmatig, wit of witachtig, met een licht rose tint ook wel lilaachtig aan den top, dan rose, eindelijk zwart, bedekt met breede schubben of pluizen, vezelachtige opdrukken die in kringen om den top staan, 4 à 5 cM. breed bij een hoogte van 7 à 10 cM.
De steel is pijpachtig, hol, cylindrisch, dunner aan den top, vezelig, een weinig gezwollen aan den voet die in een wortelvormig verlengsel eindigt, hij is glimmend wit, neemt dan een rose of lilaachtige tint aan en is 12 à 15 cM. lang.
De ring is klein, vergankelijk en beweegbaar om den steel.
De plaatjes zijn talrijk, vrij, wit, dan purperachtig en zwart.
In wieden, bosschen, tuinen, langs wegen en over het algemeen op vetten, goed bemesten grond, in zomer en herfst overal voorkomend.
In het Verkade plaatjesalbum Herfst beschrijft Jac.P. Thijsse de Geschubde inktzwam op de volgende manier:
Nog veel meer dan de champignon vindt men de inktzwam. Die groeit meest in groepjes en ’t is aardig, om te zien, hoe zoo’n troepje geschibde eieren uit den grond komen puilen.
In weinig uren schieten ze een heel eind omhoog en gaan dan hun hoedjes uitspreiden. Doch eer dat kant en klaar is gaan de plaatjes vervloeien. Ze veranderen in een zwarte modder, ook de hoedrand druipt als zwarte inkt neer en weldra is er niets meer overgebleven dan een vuil steeltje met een nat zwart pruikje, Je kunt met die zwarte sporenmodder wel teekenen en schilderen. ;t Lijkt net Oost-Indische inkt van mindere kwaliteit.