Gewone Zwavelkop – Hypholoma fascilare
In het boekje Eetbare en Vergiftige Paddestoelen staat de volgende omschrijving van de Gewone Zwavelkop:
Hypholoma fasciculare, Zwavelkopjes.
Op het voorbeeld van den Duitschen ‘Schwefelkopfe’ hebben wij deze ‘Bundelvormige Hypholoma’ gedoopt met den korteren naam Zwavelkopjes, want zulke aardige, kleine, keurig mooie zwammetjes, die ook in ons land zoo heel algemeen zijn, moeten een korten Hollandschen naam hebben, om ze populair te maken.
En dat moeten ze worden; niet om ze op te eten, neen, ze zijn scherp vergiftig, maar opdat men zich in hun eigenaardige schoonheid moge verheugen, evenals men dit doet met veldviooltjes en korenbloemen, die men ook niet opeet.
Geen lieflijker paddestoeltjes, om den bouw der plaatzwammen aan te bewonderen, dan aan den voet van boomen en boomstronken enkele malen reeds midden in den zomer, maar veelvuldig in den herfst kunt vinden, en gij hebt er 20 à 30 stuks bij elkaar, van verschillende leeftijd, de kleinste niet veel meer dan een speldeknop groot, en dan opklimmend, een trap der jeugd, tot ge aan de grootste komt, die 2, 3, soms zelfs 4 à 5 cM. in middellijn hebben. Alle hebben zwavelgele steeltjes en evenzoo gekleurde hoedjes, puntig bij de jeugdige, vlakker uitgespreid bij de oude, alle in ‘t midden een weinig bruin. De fijne lamellen zijn ook lichtgeel bij de jongere, maar worden later, als de bijna zwarte sporen zich daarop ontwikkelen, donkergroen. Bij de zeer jeugdige is echter van die plaatjes niets te zien, want een keurig fijn teer wit gordijntje is er dan onder uitgespannen. Als dit wegtrekt blijft er nog wel eens even iets van hangen aan den hoedrand, maar aan den steel blijft niets, dat op een ring gelijkt zitten.
In dit laatste opzicht en ook in de kleur der stelen is onze afbeelding dus onjuist. De teekenaar heeft het overigens in menig opzicht uitstekende, bovengenoemde boekje van Edmund Michael tot model gekozen en deze beging de onbegrijpelijke fout, den vier grootsten der afgebeelde exemplaren een ringetje aan den steel te hechten. De lezer denke zich dus die vier groene aanhangseltjes weg.
In hetplaatjesalbum van Verkade genaamd Paddenstoelen, beschrijft Jac.P. Thijsse de Gewonde Zwavelkop als volgt:
Dat groeien in bundeltjes komt ook bij zeer veel paddenstoelsoorten voor en het meest bekende voorbeeld daarvan is wel het Zwavelkopje. In onze kinderjaren noemden wij die altijd ‘koekjes’, maar wij wachtten ons wel, om ervan te eten, want mijn grootmoeder, die heel knap was in de plantkennis en kruidkunde, had ons gezegd, dat ze vergiftig waren. Ze zien er anders lekker genoeg uit, rond en bol en mooi bruinig oranje met aan den top eventjes aangebrand. De onderkant met zijn vellerige vaalzwarte platen zag er minder lekker uit en we lieten ze dus stil staan, maar lieten niet na, de prachtige groepjes te bewonderen, vooral wanneer ze zoo schilderachtig geplaatst waren aan den rand van een boomstronk.
(…) En nu moet ik de lijst van vergiftige paddenstoelen besluiten met het Zwavelkopje. Ik kan er wel geen ijselijke verhalen van doen, zooals ik er nog verscheidene zou kunnen verzamelen over onze Amanieten, maar toch, het Zwavelkopje is verdacht. Eigenlijk geloof ik niet, dat velen op het idee zouden komen, om het te eten, want de donkere plaatjes zien er niet zoo heel appetijtelijk uit; eerst zijn ze geel, later zwart. Wij laten de Zwavelkopjes dus stilletjes op de boomstronken staan, waar zij in dichte groepen te voorschijn komen. Aan de zeer jonge zien wij dat de hoedrand met den steel verbonden is door een vliesje, dat tot ‘gordijn’ wordt uitgerekt en gespleten. Bij oudere is dat gordijn spoedig verdwenen.