Grote keizerlibel – Anax imperator
De larven overwinteren een of twee keer. De larven die een tweede winter doorbrengen doen dit als volgroeide larve, waardoor ze al in mei in een korte periode kunnen uitsluipen. De larven die na een winter al uitsluipen doen dit later en verspreid over een langere periode: juni tot en met eind augustus.
Jonge larven leven tussen ondergedoken waterplanten, dicht bij het wateroppervlak. Oudere larven kunnen ook op ander plaatsen in ondiep water worden aangetroffen.
De grote keizerlibel komt voor bij allerlei watertypen – vaak grotere plassen of vijvers, maar voortplanting vindt ook plaats bij kleinere plasjes, vennen, (stromende) sloten en kanalen. De soort is veel te vinden bij plassen met een voedselrijk, basisch of lemig karakter. Voortplanting in zure vennen gebeurt incidenteel. Voor de geschiktheid van een biotoop lijkt bepalend dat het water relatief snel opwarmt en voldoende ruimte biedt voor de vrij grote territoria van de mannetjes.
Bron: De Vlinderstichting