Hokusai – Chûnagon Asatada (Fujiwara no Asatada)
au koto no
taete shi nakaba
nakanaka ni
hito wo mo mi wo mo
uramizaramashi
als het lot ons nooit
in liefde had verenigd,
dan was jouw woede
jegens mij en mijn bitterheid
ons nooit overkomen
DICHTER
Het middelste kabinetsraadslid Astada leefde van 910 tot 961. Hij was de zoon van Fujiwara no Sadakata.
GEDICHT
Het gedicht kan op twee manieren worden uitgelegd; ten eerste dat de dichter zijn vrouw op haar plaats zet, maar daarnaast geeft hij ook aan dat hij er niet rouwig om is als hij haar nooit meer ziet.
AFBEELDING
Hokusai heeft een scene uit een bekende Japanse legende afgebeeld, nl. de legende van de vossenvrouw:
Abe no Yasune wandelt in de omgeving van het Inari-heiligdom, als een door een jager opgejaagde vos langs hem rent. Hij verstopt het dier onder zijn kleding, tot de jager gepasseerd is en laat het dier dan weer vrij. Even verderop ontmoet hij een mooie jonge vrouw, Kuzunoha genaamd, met wie hij uiteindelijk trouwt en een zoon, Seimei genaamd, krijgt. Bij de geboorte overlijdt Kuzunoha en in het gedicht dat bij haar wordt gevonden verklaart zij de vos te zijn, die Abe no Yasuna ooit verstopt heeft. De laatste regel van dit gedicht luidt: urami kuzunoha, dat lijkt op de laatste regel van dit gedicht.
Ondanks dat op de afbeelding de zoon Seimei al te zien is, wordt de ontmoeting tussen Abe no Yasuna en Kuzunoha in beeld gebracht. Inari is de god van de gewassen, die op de voorgrond zijn afgebeeld.
In de legenden over vossen en vaak komt het vaak voor dat ze zich aan het eind van het jaar verzamelen, waarbij hun adem in vlammen verandert, waarmee ze vuren aansteken. Op de achtergrond zijn de vossen te zien, waarbij de vlammen uit hun bek komen.
Overzicht gedichten en schilderijen uit deze serie