Hokusai – Dainagon Kintô (Fujiwara no Kintô)
taki no oto wa
taete hisashiku
narinuredo
na koso nagarete
nao kikoekere
hoewel de waterval
en zijn beroemde gebrul
sinds lang is opgedroogd
is het nog altijd te horen
in de oude verhalen
DICHTER
Fujiwara no Kintô (966-1041), lid van de keizerlijke raad, was de zoon van minister-president Yoritada en achterkleinkind van Tadahira. Hij is de vader van Sadayori (gedicht nr. 64).
Hij wordt gezien als de beste dichter van zijn tijd en heeft verschillende bloemlezingen samengesteld. In 1024 trekt hij zich terug uit het openbare leven en wordt Boeddhistisch monnik.
GEDICHT
Kintô beschrijft een waterval, die op bevel van Saga Tennô is gebouwd na zijn abdicatie in 823. Vanaf 876 werd zijn residentie een onderkomen voor een klooster, dat nog steeds bestaat. Tweehonderd jaar later, als Kintô er woont, is de waterval opgedroogd en is alleen de bedding nog te zien.
Het woord kikoe uit het gedicht kan zowel ‘reputatie’ als ‘aanblik’ betekenen. De onderliggende betekenis van dit gedicht is dat een overledene nog lang na zijn dood herinnert kan worden.
AFBEELDING
Tegen de berg aan de linkerzijde van de afbeelding is een waterval te zien, waar aan de voet in de waternevel een groep mensen een picknick voorbereiden. Een aantal vrouwen bespelen de Samisen, terwijl een paar mannen dobbelen. Middenonder is een man te zien die een vuurtje probeert aan te steken, terwijl de man helemaal links hout verkoopt, waarmee het vuurtje verder opgestookt kan worden.
Het hele tafereel ademt een ontspannen lentedag, een dag waarop ook alle bloemen in bloei staan.
Ook Yoshitoshi heeft deze dichter opgenomen in zijn serie 100 aangezichten van de maan en is hier te zien.
Overzicht gedichten en schilderijen uit deze serie