Hokusai – Ôe no Chisato
tsuki mireba
chiji ni mono koso
kanashikere
waga mi ni hitotsu no
aki ni wa aranedo
als ik de maan zie
voel ik bij duizend gedachten
alleen maar verdriet –
maar niet alleen voor mij
is de herfst begonnen
Dichter
Ôe no Chisato leefde in de tweede helft van de negende eeuw. Ondanks dat we zijn gedichten nog kennen, is er over de persoon weinig bekend. Vermoedelijk was hij de leraar van Seiwa Tennô, die van 859 tot 876 regeerde.
Gedicht
Dit gedicht is tijdens dezelfde wedstrijd gemaakt als het vorige gedicht. Dit gedicht wordt in de Japanse poëzie vooral gewaardeerd om de mooie koppeling tussen weemoed of verdriet en de maan.
Dit is het eerste gedicht dat deze koppeling maakt. Hierna is het traditie geworden onder Japanse dichters om weemoed en verdriet aan de maan te koppelen.
Afbeelding
Alles op de afbeelding maakt – net als het gedicht – een vermoeide indruk, omdat alle personen een zware last lijken te dragen. Het houthakkersgezin is beladen met hout. De man in het midden heeft een draagbare schrijn bij zich. Zelfs de oude monnik loopt diep gebogen.
Alles in de afbeelding duidt verder op de herfst: de schoven, de wilde ganzen en de gerepareerde daken linksonder in de voorgrond.