Hokusai – Saki no Daisôjô Jien

ôkenaku
ukiyo no tami ni
ôu kana
waga tatsu soma ni
sumizome no sode

 

hoewel niet mijn taak
moet ik, in deze bittere wereld,
de mensen beschermen
met mijn zwartgeverfde mouwen,
hier, op de berg Hiei

 

Hokusai - Saki no Daisôjô Jien

 

DICHTER

Jien (1155-1225) was de zoon van Fujiwara no Tadamichi. Al op twaalfjarige leeftijd legt hij de boeddhistische gelofte af en zal uiteindelijk Daisôjô – vergelijkbaar met een aartsbisschop – worden.

Op negentienjarige leeftijd begint hij, zonder opleiding hiervoor, gedichten te schrijven. Hierdoor zijn de gedichten van zijn hand vrijer en niet aan zijn tijd gebonden. Dit is ook het enige politieke gedicht in deze bloemlezing.

 

GEDICHT

Op de berg Hiei, ten noordoosten van Kyoto, ligt een boeddhistische tempel. Ten tijde van dit gedicht hebben de monniken een conflict met de regering. Zij proberen in roerige tijden rust te brengen en introduceren de Zen-ideeën in Japan.

De zwartgeverfde mouwen uit het gedicht hoort bij de kleding van de priesters, waarmee Jien probeert aan te geven dat hij als priester de mensen persoonlijk wil beschermen tegen alle problemen in het land.

 

AFBEELDING

Op de afbeelding is een processie te zien. Voorop lopen twee vrouwen met achter hen – met de hoge kraag – de Daisôjô. Helemaal achteraan lopen de priesters met hun zwarte gewaden.

 
 

Overzicht gedichten en schilderijen uit deze serie