Hokusai – Sôsei Hôshi (Yoshimine no Harutoshi)
ima konu to
iishi bakari ni
nagazuki yo
ariake no tsuki
wo machi izuru kana
Tot straks, zei je
maar ik heb de nacht doorgebracht,
alleen, wachtend.
Al wie bij zonsopgang kwam
was slechts de herfstmaan.
Dichter
Voor priester Sôsei – die in 845 werd geboren – de geloften als monnik aflegde, was hij een officier van de paleisgarde. Hij was de zoon van Sôjô Henjô en werd als dichter hoog aangeslagen.
Gedicht
Het gedicht komt uit de tijd dat Sôsei Hôshi nog aan het keizerlijke hof diende en beschrijft zijn wachten op een geliefde die, ondanks de belofte te komen, niet op komt dagen.
Nagazuki betekent ‘de lange maand’ of ‘herfstmaand’.
Machi izuru betekent ‘wachtend tot hij verschijnt’, wat in het gedicht zowel op de geliefde als op de maan kan slaan.
Afbeelding
Een eenvoudig geklede oudere man met gebedsketting is op weg naar de tempel op de heuvel en wordt voorgegaan door een dienaar met twee fakkels. Hij verwacht zijn vrouw, die in een venster in het huis bij het water te zien is, maar nog geen aanstalten maakt om op weg te gaan, ondanks dat ze heeft beloofd om snel te komen.
Het kan natuurlijk ook andersom zijn, dat de vrouw op haar man wacht die, ondanks zijn belofte snel te komen, eerst nog langs de tempel loopt.
Een omfloerste maan is bij de punt van het dak van de tempel te zien.