Kastanjeboleet – Imleria badius

Kastanjeboleet - Imleria badius

 

 

Kastanjeboleet - Imleria badius

 

 

In het boekje Eetbare en Vergiftige paddestoelen staat de volgende tekst en afbeelding:

Kastanjeboleet - Imleria badius

Boletus badius, K a s t a n j e b r u i n e B o l e t u s. Men zal den naam Boletus veelvuldig in dit boekje ontmoeten; meer dan 40 soorten van dit geslacht worden er in behandeld. Het omvat trouwens het grootste aantal van de b u i s z w a m m e n, nl. al die, waarbij de buisjes, binnen welke de sporen gevormd worden, vrij los naast elkaar liggen en een dikkere of dunnere laag vormen, die min of meer gemakkelijk van den vleezigen hoed is af te scheiden. Ze kunnen slechts verwarrd worden met sommige soorten van Polyporus, het andere talrijke geslacht der buiszwammen, want daaronder zijn er ook die den hoedvorm bezitten, doch bij deze zijn de buisjes vast met het vruchtlichaam verbonden en niet er als afzonderlijk laag van af te scheiden.

Dezen K a s t a n j e b r u i n e n B o l e t u s herkent men, behalve aan de door den naam aangegeven kleur van den hoed, die trouwens ook wel bij andere Boletussen voorkomt, doordat de buisjeslaag vrij dik is (altijd meer dan 5 mM.), vuilgeel van kleur, en daar, waar men er tegen drukt, groen-blauwe plakken krijgt. Ook dit is niet uitsluitend van Boletus Badius een eigenschap, men dient erbij te weten, dat het vleesch van den hoed op de doorsnede eerst geelwit is, doch daarna aan den kant van de opperhuid een weinig rood en aan de zijde van de buisjeslaag een weinig blauw wordt. De steel is niet hol, meest bruin als de hoed, hoogstens 8 cM. hoog en de buisjeslaag is er tegen aangegroeid, doch zoo, dat het onderste deel van die laag iets van den steel verwijderd blijft. De middellijn van den hoed wordt meestal niet meer dan 12 à 14 cM.; de zwam groeit zoowel in naald- als in loofbosschen.

 

 

In het boek De paddenstoelen van Nederland komt de volgende beschrijving voor:

Boletus badius (Fr.) afgeleid van bai of bruinrood.

Syn.: Boletus glutinosus-Krombh.

De hoed is bol, kastanjebruin of roodachtig bruin, kussen vormig, glimmend in drogen en kleverig in vochtigen tijd, 5 à 15 cM. breed.

De steel is stevig, bijna cylindrisch, glad, veelal krom, bruingeel, bruinachtig berijpt, van onderen witachtig en donzig, 5 à 9 cM. lang en 12 à 20 mM. dik.

De poriën zijn klein, onverdeeld, vuil wit-geelachtig, dan geel-groenachtig. De buisjes zijn aangegroeid, om den steel golvend of bochtig ingedrukt, vuilgeel en door drukking groenachtig gekleurd.

Het vleesch is witachtig of licht geel getint, kleurt vooral bij de buisjes wanneer het gebroken wordt soms blauwachtig, onder de opperhuid roodachtig, het is smaak- en reukeloos.

In zandige streken in naaldbosschen van Juli tot October algemeen voorkomend.

 

 

In het Verkade plaatjesalbum Paddenstoelen staat een afbeelding van de Kastanjeboleet, maar er is weinig tekst bij geschreven:

Kastanjeboleet - Imleria badius

(…) Een echte dennenvriend is weer de Kastantjeboleet, ook bruin, maar zonder sluier en zijn witte vleesch wordt, aan den lucht blootgesteld, mooi bleekblauw.