Kroonvogeltje – Ptilodon capucina

Het Kroonvogeltje heeft meerdere wetenschappelijke namen, te weten:

  • Ptilodon capucina
  • Lophopteryx capucina
  • Ptilodon camelina
  • Lophopteryx camelina
  • Notodonta camelina

 

 

In het boekje Vlinderwereld staat de volgende beschrijving van het Kroonvogeltje:

Kroonvogeltje - Ptilodon capucina

Een mooi witgroen rupsje, slechts met enkele spaarzame haartjes bezet, ook op zijn kop, die geheel groen is en op de twee kleine, roode hoorntjes of wratjes die, naast elkaar gezeten, het voorlaatste lichaamslid versieren. Rood, op dit lichtgroen zoo mooi uitkomende, siert ook den omtrek van de zwarte luchtgaten, ter zijde van het lichaam in een gele lijn gelegen; en de 6 voorpootjes, de ware, de gelede pooten naar men weet, zijn evenzo gekleurd, terwijl de 10 valsche pooten, waaronder het paar stevige naschuivers, aan hun uiteinde ook nog een weinig roods hebben.

Deze rups kan u den geheelen nazomer en herfst tot in October vermaken door zijn grappige manier om, als hij voorloopig verzadigd is, aan een lindetakje, zooals op onze afbeelding, of aan een blad van berk of eik, populier of wilg, die hij eveneens bezoekt, met zijn kop naar beneden te hangen en deze met het geheele voorste deel van zijn lichaam dan rugwaarts om te slaan, zoodat de roode gelede pootjes vrij in de lucht uitsteken, juist tegengesteld aan hetgeen vele andere rupsen doen, die zich veelal naar de buikzijde omrollen en zoo de pooten verbergen.

Is de rups, in den vorm van een bruine pop in den grond verborgen, den winter goed doorgekomen, dan kunt gij in Mei en Juni den vlinder vinden, mits gij goed toeziet, daar hij, met steil dakvormig over elkaar gelegde vleugels zittend, ook door de kleur van deze, wel wat op een verdroogd blad lijkt. Doch ’s avonds zal hij, vooral als gij buiten zit bij de lamp, wel eens om u heen komen fladderen, en als gij dan het dier gevangen hebt goed bekijkt, kunt gij gemakkelijk drie aardige bijzonderheden er aan herkennen.

Vooreerst aan de roodbruine voorvleugels, die aan den achterrand mooi uitgetand zijn, de stevige groote tand aan den binnenrand, uit lange borstelvormige schubben gevormd, die trouwens wel bij meer vlinders voorkomt, doch hier oorsprong is van den naam, Lophopteryx, B o r s t e l v l e u g e l. Ten tweede het eigenaardige donkere met een paar lichte streepjes doorsneden vlekje in den staarthoek van de overigens lichter gekleurde achtervleugels, en eindelijk den vreemd gevormden rug, die een voorover staande kuit draagt, van boven als het ware ingedrukt en daar lichtgekleurd, zijde lings door de gewoon donker gekleurde schouderdeksels, van voren aan den onderkant door den eveneens donkeren halskraag gesteund. Het is deze merkwaardige tooi, die in onze taal deze soort van Lophopteryx den lieven naam van K r o o n v o g e l t j e heeft bezorgd.