Porseleinzwam – Oudemansiella mucida
In het boek De paddenstoelen van Nederland is het volgende te vinden over de Porseleinzwam:
Armillaria múcida (Schrad.) afgeleid van mucus of slijm, naar aanleiding van den hoed.
Syn.: Agaricus sudans-Wallr.
De hoed is bolrond, later uitgespreid, kleverig, een weinig gerimpeld, wit geel of grijsachtig, 2 à 7 cM. breed.
De steel naar onderen dikker wordend, glad en gevuld, 5 à 7 cM. lang. De ring is gestreept en dik.
Plaatjes ver van elkaar, wit gekleurd en dik.
De zwam is van Augustus tot October in troepen te vinden op beukenstammen, doch komt niet veelvuldig voor.
In het Verkade plaatjesalbum Paddenstoelen beschrijft Jac.P. Thijsse de Porseleinzwam op de volgende manier:
Verwant met de hioningzwam is de Porceleinzwam, die zooals de naam al doet vermoeden, glanzig spierwit is. Ge moet haar zoeken in het beukenbosch en wel op oude stervende boomen. Soms bij honderden komen de zwammetjes uit de schors te voorschijn, net isoleerpotjes voor electrische geleiddraden en nu eens in groepjes bijeen, dan weer alleenstaand. Het is gemakkelijk te begrijpen, dat het heele lichaam van den boom doortrokken moet zijn met zwamvlokdraden, met andere woorden, dat hij daar staat te vermolmen en te vergaan. OOk deze paddenstoel is, dank den goeden zorgen tegenwoordig aan het bosch besteed, al minder algemeen dan veertig jaar geleden.