Tuinhommel – Bombus hortorum
Van deze hommel is weinig terug te vinden in oude publicaties, behalve in het Verkade-album De bloemen en haar vrienden, waar Jac.P. Thijsse hem beschrijft bij een afbeelding van C. Rol:
De Aardhommel en de Tuinhommel lijken wel veel op elkaar, maar als je wat langer met hen omgaat, dan blijkt de Tuinhommel slanker te zijn en een smaller gezicht te hebben en natuurlijk geeft het aantal gele dwarsstrepen den doorslag. En wie scherpe oogen heeft en er op let, als ze soms met uitgestoken tong komen aanvliegen, kan merken dat de Tuinhommel een beel langeren tong heeft dan de Aardhommel.
(…) Maar de honig ligt zoo diep, dat de honingbij er met zijn tong niet bij kan komen en de aardhommel ook niet. De Tuinhommel kan er wel bij en die zien wij dan ook druk bezig. Als hij honig haalt uit een bloem met hooggeplaatste helmknoppen, dan krijgt hij stuifmeel aan zijn wangen en als hij nu een bloem met lage helmknoppen bezoekt, dan komt dat stuifmeel precies terecht op den stempel van die bloem en tegelijk krijgt de hommel nu stuifmeel aan het midden van zijn tong, dat dan weer aan een lagen stempel kan worden afgegeven.
In het plaatjesalbum Nederlandsche Insecten staat bij de afbeelding alleen een omschrijving hoe de hommel er uit ziet. In de inleiding wordt uitgebreid ingegaan hoe hommels in het algemeen leven: het nest, de parasieten, koekoekshommels, enz.:
Ook deze hommel is zeer gewoon. Zij lijkt op het eerste gezicht veel op de Aardhommel, omdat de kleurteekening ongeveer dezelfde is. De hommel is zwart; voor en achterborststuk geel evenals de 1ste achterlijfsring; zij heeft dus 1 gelen band meer dan de Aardhommel. De top van het achterlijf is wit, net als bij de Aardhommel. Deze hommels hebben de langste koppen en de langste tongen. Daarom treft men haar ook juist aan in de bloemen met zeer diep liggenden honing. Lengte van de koningin 17-20 mm.; vlucht 35 tot 39 mm. De werksters zijn 11-16 mm. en de mannetjes 14-15 mm.; vlucht 29-32 mm.