Vlinderwereld

F.J. van uildriks en Dr. Vitus Bruinsma - VlinderwereldAuteurs: F.J. van Uildriks en Dr. Vitus Bruinsma
Ondertitel: Honderd Nederlandsche vlinders en rupsen
Uitgebracht in: 1899
Uitgever: W. Versluys, Amsterdam
Aantal bladzijden: 108

 

Het is de bedoeling om alle vlinders uit dit boekje op te nemen op deze website. Een overzicht is te vinden op deze pagina, waar in een tabel te zien is welke vlinders uit de diverse uitgaven inmiddels zijn opgenomen.

 

VOORREDE

Den geheelen zomer, eigenlijk al vroeg in het voorjaar te beginnen, kunnen, wie eenmaal liefde en bewondering voor onze schubvleugeligen hebben opgevat, hun hart ophalen aan het blijde spel van ‘t vlinderleven. Het uitgaan met vlindernet en doosjes is daartoe geen volstrekt vereischte; bewondering vragen deze kleurrijke insecten reeds bij hun rondfladderen in den zonneschijn, maar hoeveel genotrijker wordt dat bewonderen, als het met k e n n e n gepaard gaat!

Om onze vlinders te leeren kennen, moet men eenigen tijd zich wijden aan het jachtvermaak, dat hun verovering tot doel heeft. Soms moet dan de koele schaduw van een heerlijke laan vaarwel worden gezegd voor een brandende heide of een in zonnegloed zich badend weiland, maar wat worden moeite en inspanning vaak ruim beloond! Elke nieuwe kennismaking met een onzer dagvlindersoorten wordt dan een bron van groot en heerlijk genot en – dit vooral is zulk een zegen van de natuurstudie – een genot, dat niet vervliegt, maar blijvende waarde behoudt.

Want iedere wandeling biedt de kansen op hernieuwing van het genot, en ‘t oog gaat bij de herkenning van een vlinder niet minder heerlijk te gast dan ‘t oor bij die van een melodie uit fijnbesnaard vogelkeeltje.

En ook in huis zien we nachtvlinders, de uiltjes in onze gangen en slaapkamers, de spinners en spanners, die zich achter gordijnen en op zolders verschuilen en de groote sfinxen, die er niet zelden verdwalen, met gansch andere oogen aan, als wij hun aard en wezen, hun mooi gevormde ledematen en geheel hun rijk uitgedoste lichaam goed hebben leeren kennen, terwijl ook de rupsenwereld een aantrekkelijk rijke verscheidenheid biedt van vormen en kleuren, van leefwijze vooral.

De opkweeken van rupsen is een bijna onder ieders bereik liggend genoegen. Geen expres daartoe ingericht rupsenhuis is er voor noodig, een wijd glas met gaas overspannen, een paar stokjes er in, een versche voorraad van de voederplant, soms met wat aarde op den bodem, ziedaar wat voldoende is voor de opvoering van alleraardigste en allerinteressantste tafereelen uit het aan afwisseling zoo rijke rupsenleven.

Nooit verveelt het waarnemen van hun knabbelende bedrijvigheid, hun achtereenvolgende vervellingen, hun evoluties langs takjes en stengeltjes, hun wisselende stemmingen van levendigheid en droomerig slaperig zijn, hun hangen en verlangen als de poptoestand nadert, het verpoppen zelf, al of niet met inspinnen gepaard, en eindelijk die allermerkwaardigste loswikkeling van het volkomen insect uit het omhulsel, waarin het ingebakerd lag. Waarlijk, er is maar één bezwaar aan het zich verlustigen in dat alles verbonden, dat het den tijd doet omvliegen en u dezen kostbaren schat dus al te snel ontrooft.

Wij willen door dit boekje anderen opwekken en helpen, om dat genot te smaken. Want om het rechte genoegen van de vlinders en rupsen te hebben, om hun namen te kunnen vinden en op de bijzonderheden van hun lichaamsbouw en levenswijze te worden opmerkzaam gemaakt, moet men boeken en afbeeldingen te hulp roepen. Nu ontbreken deze in onze taal niet. Het standaardwerk in vele deelen van SEPP is wereldvermaard, de dikke boeken van onze Nederlandschen grooten vlinderkundige P.C.T. Snellen zijn onschatbare hulpmiddelen voor de studie der vlinders van nederland, Dr. J.Th. oudemans’ werk over Nederlandsche insecten, thans bijna gereed, is ook wat de lepidoptera betreft, een uitstekend studieboek.
Maar die alle zijn geen boeken voor een ieder, zij blijven tot den beperkten kring van wetenschappelijke beoefenaars der lepidoptera beperkt, en voor den ontwikkelden, belangstellenden natuurvriend is nog iets anders noodig, iets van minder omvang en dat voor hem gemakkelijker en prettiger in het gebruik is.
Er zijn wel in sommige schoolboeken en populaire werkjes enkele rupsen en vlinders beschreven en afgebeeld, ook geeft het tijdschrift De Levende Natuur vaak aardige bijdragen op dit gebied, maar een handig boekje, dat nageslagen kan worden door een der huisgenooten, als men den naam van een vroolijken fladderaar wil weten, dat de onderwijzer kan gebruiken om den weetgierigen leerling tevreden te stellen op zijn vragen over een rups of vlinder, die hij heeft medegebracht, bestond er in onze taal tot nu toe niet.

Onze “Vlinderwereld” wil daarvoor dienst doen. De tekst van bijna elke bladzijde is geschreven met het insect, den vlinder en veelal ook de rups, vóór ons, vaak onder den levendigen indruk van het genot, dat de kennismaking of de herkenning van het diertje ons had verschaft. Wij hebben getracht in de beperkte ruimte, die ons voor elken vlinder ter beschikking stond, veel wetenswaardigs te zeggen, en zonder het wetenschappelijk standpunt te verlaten, ook voor hem of haar, die geen ernstige studie van de entomologie kan maken, toch aantrekkelijk te blijven. De platen maken geen aanspraak op oorspronkelijkheid, zij zijn ontleend aan de lijvige buitenlandsche werken, voornamelijk aan de Gross-Schmetterlinge en aan de Raupen Europa’s van Dr. Ernst Hoffmann, voor een klein deel, en voor zoover de achtste druk daarvan reeds verschenen was, ook aan Fr. Berge’s Schmetterlingsbuch. Alleen van het denkbeeld om vlinder, rups en voederplant bij elkaar te geven, in een groepje, elk op een afzonderlijke bladzij, en daarnaast juist één pagina tekst, een idee dat wij, wat de Nederlandsche Flora betreft, in Plantenschat hebben toegepast, mogen wij ons de verdienste toerekenen.

De k e u s der honderd uitverkorenen uit de verscheiden honderden vlinders, die ons landje rijk is, was natuurlijk lastig. De kleine, de microlepidoptera, hebben wij geheel laten rusten, en eveneens de zeer zeldzame. Verder zijn de dagvlinders naar verhouding ruimer vertegenwoordigd dan de nachtvlinders, en is in den regel als eisch voor de opneming gesteld, dat de soort vrij algemeen hier te lande moest voorkomen. Daar men achter moeilijk bij de beoordeling van het meer of minder veelvuldig voorkomen van een vlinder geheel objectief kan blijven, zal het niemand verwonderen, dat wel eens het rondvliegen inde omgeving van onze woonplaats, den uit het oogpunt van natuurschoon toch reeds zoo ruim bedeelden Achterhoek, tot maatstaf heeft gestrekt, zoodat wij van bijna alle beschreven vlinders kunnen getuigen, dat zij daar geen zeldzaamheid zijn. Enkele, waarvoor dit wel het geval is, zijn opgenomen, omdat zij elders hier te lande vrij algemeen zijn, of omdat zij, om hun merkwaardigen lichaamsbouw of bijzonder belangwekkende levenswijze, niet voorbijgegaan mochten worden.

De v o l g o r d e, waarin de vlinders in het boekje voorkomen, is, in het algemeen, genomen naar den tijd van het jaar, waarop zij vliegen. Doch van vele was daarmede de plaats niet nauwkeurig aangewezen, omdat zij zich op denzelfden tijd vertoonen en ook omdat verscheidene twee of soms drie generaties per jaar vormen. Toch scheen ons die volgorde, al moest zij hier en daar dan ook vrij willekeurig zijn, beter dan een systematische indeeling. Aan de eischen dezer laatste is trouwens door de onderschriften der afbeeldingen voldaan, terwijl, voor zoover noodig, ook enkele der meest gebruikte synoniemen en de namen der afgebeelde voederplanten zijn medegedeeld. Voor het nazoeken kan het a l p h a b e t i s c h r e g i s t e r dienst doen, waarin wij zoowel de geslachts- als de soortsnamen hebben opgenomen en ook de Nederlandsche benamingen.

Wat deze laatste betreft stonden wj, zooals in den tekst is aangegeven, enkele malen voor de moeilijkheid een naam te moeten uitdenken, want lang niet alle zelfs algemeen voorkomende rupsen en vlinders hebben een volksnaam, en het werk van SEPP, waaraan de Nederlandsche namen in het algemeen ontleend zijn, houdt in de laatste deelen, die door anderen bewerkt zijn, zich in het geheel niet met Hollandsche amen op. Toch meenen wij dat elke vrij veelvuldig hier te lande voorkomende vlinder, naast den wetenschappelijken, een Nederlandschen naam moet hebben, daar zonder deze het diertje nooit de populariteit kan verwerven, die het om zijn schoonheid en aantrekkelijkheid verdient, noch de bekendheid, die het om de schade soms in bosch en beemd, op den akker en in den tuin er door veroorzaakt, noodig heeft.

Al hebben wij steeds, waar het te pas kwam, op die door de rupsen veroorzaakte schade gewezn, en kan daardoor het zoo practische doel, om den landbouwer te helpen in zijn strijd tegen schadelijk ongedierte, ook door dit boekje eenigszins bevorderd worden, wij hebben ons met deze uitgave dat niet in het bijzonder voor oogen gesteld. Ons doel was alleen anderen te doen deelen in het genot, dat wij zelf gesmaakt hebben door de nadere kennismaking met de wereld der vlinders, en wij hopen dit doel bij velen te bereiken.