Weidehommel – Bombus pratorum
In het Verkade plaatjesalbum De bloemen en haar vrienden legt Jac.P. Thijsse de verschillen tussen de hommels uit:
Maar kijk nu eens in dien wilg. Daar zijn behalve de honingbijen ook de hommels komen opdagen en nu moet ge er aan gelooven en eenige soorten leeren kennen. Dat gaat in dezen tijd het makkelijkst, want zooals ik al zei, in Maart vliegen nog alleen maar de koninginnen rond. Al dadelijk zien we, dat er in hoofdzaak drie groepen onderscheiden kunnen worden: de eerste groep heeft geen andere kleuren dan zwart en wit en geel, de tweede is gekenmerkt door een bruinen rug, de derde door een rooden achterlijfspunt. De zwart-wit-gele zijn het talrijkst. Nu weet ook alweer iedereen, dat het lichaam van een insect uit drie deelen bestaat: kop, borststuk en achterlijf. Aan het borststuk zitten de vleugels en de pooten. Ziezoo, nu kunnen we praten.
De hommels met witten achterlijfspunt, met ;e;en gele dwarsstreep op het borststuk en één gele dwarsstreep op het achterlijf zullen we Aardhommels noemen.
De hommels met witten achterlijfspunt, met t w e e gele dwarsstrepen op het borststuk en één gele dwarsstreep op het achterlijf noemen wij Tuinhommels.
Die met de rugzijde van het borststuk heelemaal bruin (roestbruin of roodbruin of oranje, dat doet er niet toe) noemen we (eenigszins weifelend) Akkerhommels en Moshommels.