Spreeuw – sturnus vulgaris
Spreeuwen zie je voornamelijk in de winter in onze tuin, tot teleurstelling van de kleinere vogels, omdat spreeuwen nooit alleen komen en binnen vijf minuten een volle voederplank weten leeg te eten.
Ik ging altijd per spoor naar mijn werk en vanaf het station waren de spreeuwenwolken altijd goed te zien – een mooi tijdverdrijf tijdens de vele vertragingen. Het is dan net of ze boel nog even op stelten willen zetten voor ze naar bed moeten. Wat opvalt is dat ze vaak in tweetallen bij elkaar vliegen als ze dit doen. En zo plotseling als het begint eindigt het ook weer.
Links: mannetje in de winter – midden: vrouwtje in de winter – rechts, een jonge spreeuw
In het Verkade-album Lente komt de spreeuw ook voor. De afbeelding is van Jan van Oort, de tekst van Jac.P. Thijsse:
De spreeuwen en kieviten houden elkander trouw gezelschap. De sterkste moedigste of de meest zorgelooze – dat weet ik niet zoo precies – van beide soorten blijven ’s winters hier, maar de andere gaan heen en komen in de eerste lentedagen weer.
Ze komen in groot aantal, in ontelbare troepen tegelijk. De meeste andere trekvogels komen als het ware ongemerkt, vandaag zie je er een en morgen eentje, dan mis je ze een paar dagen en eerst na een week zijn ze overal te vinden. Met de spreeuewen is dat anders. Op een mooien morgen zitten ze eens op alle daknokken, in alle boomtoppen te fluiten en te jubelen. Geen tevredener en gezelliger vogel dan de spreeuw.
(…)Tegen den avond vereenigen zich de kleine detachementen tot groote troepen van duizenden en duizenden en die hebben er dan een bijzonder pleizier in, om met elkander reusachtige manoeuvres te houden, voordat ze slapen gaan in ’t kreupelhout of tusschen het riet. Heele wolken van spreeuwen drijven door de lucht, van de eene boomgroep naar de andere en telkens als er ‘rust’ gecommandeerd is begint er een gezwatel en gebabbel, dat een mijl ver te hooren is.
In Hoe heet die vogel? door Jan P. Strijbos, met afbeeldingen van Sjoerd Kuperus komt de volgende tekst voor:
Kenmerken: De groote bedrijvigheid bj het voedsel zoeken op den grond, het spoelvormige lichaam tijdens de snelle vlucht, waarbij de snelle vleugelslagen der driehoekvormige vleugels, afgewisseld met glijvluchten, opvallen, geven goede kenmerken.
Zij zijn druktemakers, graag in troepen en tropejes en houden in den avond gemeenschappelijke vliegoefenigen, ook wel ’s morgens.
Hun zang, die het geheele jaar door gehoord kan worden, maar die vooral in voor- en najaar van beteekenis is, bestaat uit een druk kwetterend gebabbel, met telkens mooie langgerekte heldere fluittonen; bootst ook veel allerlei vogelgeluiden met groote nauwkeurigheid na.
In het boekje Zien is kennen, de volgende beschrijving over de spreeuw:
Volksnamen: Protter, Panlijster, Spra, Spraan, Sprotter, Sproon, Staer, Staring; jongen: Kale Kadotter, Protsek.
Parchtkleed: Zie afbeelding (vormt zich door afslijting van winterkleed).
Winterkleed: Alle veeren met bruine randen en lichte vlekjes aan de punten. Bij het mannetje puntiger dan bij het vrouwtje.
Broedgegevens: Half-April tot in Julie. 4-6 lichtblauwe eieren. Broedduur ± 14 dagen. Eén, soms twee broedsels per jaar. Broedvogel van Europa (niet of minder in het Zuiden).
nadere bijzonderheden: Zeer algemeende vogel, Nestelt voornamelijk onder dakpannen (Panlijster), in alle mogelijke gaten en holen, klimop e.d. Stand- en trekvogel. Na de broedtijd, doch ook gedurende de periode dat de jongen gevoerd worden, trekken ze tegen zonsondergang naar de gemeenschappelijke slaapplaatsen in boschjes en rietvelden: dan vormen zich de z.g. spreeuwenwolken (troepen van 1000-en spreeuwen). Een algemeen bekende, altijd opgewekte vogel, die verrassend nauwkeurig allerlei geluiden nabootst. Alleen de langgerekte fluittonen (van hoog naar laag en van laag naar hoog) en het kwetteren, waarbij ze met hangende vleugels ‘de maat slaan’, zijn niet nagebootst. Zoekt vooral in de broedtijd in het veld zeer bedrijvig (met schommelende gang) schadelijke insecten en larven, die hij bij massa’s verdelgt.