Scholekster – Haematopus ostralegus
Het geluid van de Scholekster is voor mij het geluid van de eerste keer op Terschelling, waar we een klein hotelletje hadden aan het Wad, waar we ’s avonds vaak zaten, begeleid met het geluid van Scholeksters.
In het Verkade plaatjesalbum Texel komt de Scholekster ook voor:
’t Is of al die vogels weten, dat een voorwerp, dat voortrolt op den rechten, door slooten begrensden polderweg, hen niet kan deren en wij zien die Kieviten van zoo nabij, dat we kunnen genieten van de purperen en groene staalglanzen op hun gevederte en de parmantige houding van hun wapperende kuif. De Grutto komt dicht genoeg bij ons, om zijn aardig gevormden rossen schedel te vertoonen en zijn rossen hals en zwart met witten staart, Kalmpjes stapt hij op zijn lange beenen door de wei en met zijn langen snavel slaat hij hier of daar en torretje van de grassprietjes af, want al die modderkrabbers houden op hun tijd toch ook wel van zoo’n harden insectenbout. Dezer dagen zit ’t gras vol met Kniptorren en daar eten ze nu allemaal van: de Grutto’s, de Kieviten, de Tureluurs, de Scholeksters, de piepers, de Leeuweriken. Van de Scholeksters weten we zeker, dat die ook uit den grond larven van de kniptorren opdelven, dat zijn de beruchte ritnaalden, die door hun geknaag aan de wortels zoo’n groote schade toebrengen aan het grasgewas.
In een ander plaatjesalbum, het eerste deel van Hoe heet die vogel?, het volgende over de Scholekster:
Volksnamen: Zee-kievit, Oestervisscher, Zee-ekster, Bonte Piet, Lieuw, Strandkievit, Fjeldekster.
Kop, hals, voorrig en schouders zwart, vleugels zwart met breede witte vleugelband, rug, staartdekveeren, borst, buik, anaalstreek, ondervleugeldekveeren en okselveeren wit. Staart zwart, aan de basis wit. Iris en oogleden rood, snavel oranje-rood nmet geelachtige punt, pooten donkervleeschkleurig.
Winterkleed: Als prachtkleed, op de voorhals en halszijden een witte met zwart gemengde band.
Jeugdkleed: lijkt op Winterkleed, echter meer zwartbruin met vaalbruine eindzoomen, witte band op de voorhals duidelijker. Snavel oranjegeel met bruinachtige punt, pooten bleeker.
Algemeene broedvogel in de duinen, op het strand, strandweiden, op de weilanden achter de duinen, ook op de weiden langs de Zuiderzee en in Friesland en Overijsel. Voor en na de broedtijd vaak in kleine tropejes, overzomerende vogels in zeer groote troepen aan de kust, vooral op de Wadden.
Broedtijd: Begin April- Juni en zelfs nog wel Juli (in de duinstreek worden de 1e eieren in den regel in de eerste dagen van mei gevonden).
Eieren: 3 of 4 (op de Waddeneilenden en Vogelenzangsche duinen meestal 4) licht bruinachtige gele of zandkleurige eieren (soms iets groenachtigs) met bruinwarte vlekken, stippen en strepen.
Broedduur: 21-24 dagem. beiede sexen, het vrouwtje wel het meest. Eén broedsel per jaar.
Veldkenmerken: Zwart en wit gevederte, lange roode snavel en vleeschkleurige pooten sluiten verwarring met andere soorten uit. Buiten de broedtijd vaak in groote troepen.
Trekgegevens: De eerste broedvogels arriveeren vanaf de eerste dagen van februari; de trek duurt echter tot einde Mei. Terugtrek van einde Juli en begin Augustus. Sterke trek in September en October, ook weer bij vorstinval. Overwinterend in groote aantallen op de Wadden, ook enkele troepjes hier en daar aan de kust.
In het determineerboekje Zien is kennen! het volgende over de Scholekster:
Trekgegevens:Volksnamen:Bonte Piet, Lieuw, Zeekieft, Zeeëkster, Strandkieft, Bûnte Ljip, Fjeldakster.
Trekgegevens:Prachtkleed: Zie afbeelding. Bovenzijde groen en paars glanzend.
Trekgegevens:Winterkleed: Zonder glanzen, het zwart valer en met witte keelband.
Trekgegevens:Jeugdkleed: Ongeveer als winterkleed.
Trekgegevens:Broedgegevens: Half-April tot eind-Juni, soms nog later. Gewoonlijk 3, maar ook wel 4 zandkleurige eieren, bruin en zwart gevlekt en gestreept. Broedduur ±23 dagen. Broedvogel van geheel Europa.
Trekgegevens:Nadere bijzonderheden: Algemeene broedvogel van strand, duinen, wei- en ook wel ‘zandig’ bouwland. De laatste jaren op weilanden algemeener. Broedt soms ook op ‘steenachtige’ bodem, o.a. op spoorbanen. Na de broedtijd verzamelen de vogels zich tot koppels. Najaarstrek vooral September-October, ook later weer bij invallende koude. Terugtrek begin-Februari tot Mei. Vele overwinteren op de Wadden. Niet broedende vogels overzomeren in groot aantal aan onze kusten. Gemakkelijk te herkennen vogel: zwart-wit, met lange, roode snavel. Gedrongen houding. in de vlucht: breede witte vleugelstreep, wig en staart (met zwarte eindzoom). Koddige drukdoende vogels, die elkaar, vooral in ’t voorjaar, luid roepend achternazetten.