Aardbeivlinder – Pyrgus malvae
De Aardbeivlinder kent meerdere Nederlandse benamingen:
- Aardbeivlinder
- Aardbeidikkopje
- Aardbezievlinder
Ook bij de wetenschappelijke namen zijn er meerdere bekend:
- Pyrgus malvae
- Syrichtus malvae
- Hesperia malvae
- Syrichtus alveolus,/li>
- Syrichthus alveolus
In het boekje Vlinderwereld staat een uitgebreide omschrijving van de ‘Aardbezievlinder’:
Dit vlindertje vliegt in het voorjaar. Niet dat het dan als de Vanessa’s en zooveel andere kapellen uit den winterslaap ontwaakt, neen het wordt dan pas geboren en is een echt kind der lente, dat door zoele, zachte lenteluchtjes genoopt wordt uit de pop te sluipen, om zijn kort en vroolijk vlinderleven boven bloemrijke weiden te slijten. Daar valt het niet zoo sterk in het oog als de Hesperia’s, die goudbruine vlindertjes, waaraan Syrichtus zoo nauw is verwant.De kleur toch is hier grijsbruin, bij zwart af, met grillig erover verspreide, witte blokvormige vlekjes, die aan dam- of achaakbord herinneren en den Duitschen naam Spielbrett voor junne rekening hebben te nemen. Langs den buitenrand der vleugels liggen die vlekjes eenigszins verstrooid, niet netjes in één lijn, als bij een paar Duitsche geslachtgenooten.
Als ge het, ondanks zijn forsch lijfje en nog al stevig kopje met de groote naakte oogen, toch teere vlindertje zorgvuldig hebt gezien, treft u de eigenaardig groenachtige bestuiving aan den wortel en den binnenrand der achtervleugels en de keurige franje, aan beide vleugels uit witte en donkere blokjes gevormd; ook vallen de dichtbehaarde stevige tasters en de allersierlijkste sprietjes op, zoo mooi licht en donker geringd en met dien lichten onderkant aan het stevige knodsje. De origineele snaaksche haartoefjes aan den sprietwortel, eigen aan de Hesperiden, vallen al gauw in het oog, maat uw loupe zult ge noodig hebben, om de twee paar sporen aan de achterscheenen en het aardige scheenplaatje aan de voorscheenen te zien. Bij het mannetje komt een bundeltje zwarte reukschubben voor aan de achterscheenen; het is verder iets forscher dan het wijfje, heeft slanker achterlijf en de voorrand van zijn voorvleugels is iets of wat omgeslagen, wat bij de leden van het geslacht Syrichthus in het algemeen het geval is.
Aan den onderkant ziet dit vlindertje er vroolijker uit dan van boven: de grondkleur is lichter en groenachtig grijs en behalve de witte vlekjes, die op de achtervleugels zich, van den voorrand te beginnen, tot een breeden, halven dwarsband vereenigen, komen op de voorvleugels tusschen de aderen witte veegjes in de lengte voor, van den buitenrand naar binnen loopend.
Omtrent de Hesperidenrupsen en omtrent de eieren dezer vlinders is nog lang niet alles bekend, maar dit weet men wel, dat Syrichthus malvae, niettegenstaande den soortnaam, die naar een andere plantenfamilie heenduidt, een rozenvriend is, want de vuilgroene of bruine rups met de roodbruine dwarsstreepjes, de geel afgezette bruine lengtestrepen en den kleinen kort behaarden kop, waarachter een lichtgeel halsbandje, leeft, licht ingesponnen tusschenRosaceeënbladeren, a a r d b e i en f r a m b o o s, Potentilla en Comarum palustre, en wordt daar ook, in luchtig spinsel, tot een lichtbruin, zwart gestippeld popje, dat met een blauwachtig waas is overdekt, alsof het berijpt was.
Het popje overwintert en wordt in Mei en Juni tot vlinder, maar ’t leeuwenaandeel van den levenstijd, die aan onzen A a r d b e z i e v l i n d e r gegund is, valt in zomer en herfst te beurt aan de rups, die dan echter over dag zich maar zelden vertoont en ’s nachts het ijverigst in de weer is.
In het Verkade-plaatjesalbum Het Naardermeer wordt de Aardbeivlinder (Aardbezievlinder) alleen genoemd, maar waar toch uit blijkt dat de vlinder vaak voorkwam in 1912, terwijl het tegenwoordig in Nederland op de rode lijst met de status ‘bedreigd’ voorkomt:
Het spreekt van zelf dat al de vlinder, waarvan de larven leven op gras en zeggen, op vijfvingerkruid en waterbezie, op bramen en rolklaver hier ook bij massa’s voorkomen. De groote streepuil, de elzenspanner, de aardbezievlinder en de bloedvlekvlinder met de vijf vlekken, de grijze uil komen op hun tijd allemaal te voorschijn.
In de Vlinderatlas wordt de ‘Aardbezievlinder’ op de volgende manier omschreven:
De Aardbezievlinder (Hesperia malvae) is in alle provincies van ons land, behalve N.- en Z.-Holland niet zeldzaam. De zwarte vleugels zijn als groe bestoven, en dragen witte hoekige vlekken. Een dergelijke rij punten staat ook voor de achtervleugels, die van onderen kaneelbruin zijn en geteekend met breede, geelachtige aderen en witte vlekken.
De r u p s is groenachtig, Zij eet geen kaasjeskruid (malva) wat men volgens den soortnaam zou verwachten, doch wel de bladeren van aardbeziën en bramen.
De p o p is helder bruin met zwarte stippen.