Ringmus – Passer montanus

Ringmus - Passer montanus

 

 

In het plaatjesalbum Hoe heet die vogel? komen de volgende afbeelding tekst voor:

Ringmus - Passer montanus

Volksnamen: Boom-, Berg-, Beld-, Kattrielmusch, Ringelduts, Ringeltje.

Bovenkop kastanjebruin; keel, oogstreep en oorstreek zwart; halszijden en onderzijden lichtgrijs, onderstaartdekveeren wit, bovenzijde bruin met donkere lengtestrepen. Stuit grijs, staart grijsbruin. Over den bruinen vleugel twee lichte smalle dwarsbandjes. Bij het vrouwtje is de zwarte keelvlek kleiner, en over het geheel iets valer. Iris donkerbruin, snavel zwart; pooten licht bruin. Jeugdkleed: lijkt op het vrouwtje, maar valer.

Algemeene broedvogel, plaatselijk talrijk, vooral in boschrijke streken.

Voedsel: Voornamelijk zaden (vooral graan), ook allerlei insecten.

Nestelt in boomgaten, in muurgaten, onder daken, in hooibergen, rietschelven, houtmijten, in nestkastjes, ook graaqg in de onderzijde van nesten van Reiger, Ooievaar, Ekster en Roek, heeft soms een vrij nest in boomen.

Broedtijd: Einde April-Juli.
Eieren: 5-6 (nalegsel 4-5), witte eieren met grijsbruine of roodbruine vlekken.
Broedduur: 13-14 dagen. Beide sexen broeden. Minstens twee broedsels per jaar.

Veldkenmerken: Verschilt van Huismusch door kleinere afmeting en slankeren bouw, zwarte oordekveeren en chocoladekleurigen schedel. Het mannetje verschilt weinig van het vrouwtje. Zingt helderder en mooier dan Huismusch. Bij het rondvliegen, ook tijdens den trek, laten ze soms ‘knut, knut, knut’, hooren, lijkt wel iets op roep van Kneu.

Trekgegevens: Keert terug en trekt in vrij groot aantal door vanaf eind Februari of begin Maart tot einde April. Herfsttrek vanaf einde September tot in November. Hier en daar in klein aantal overwinterend.

 

 

In het determineerboekje Zien is kennen! vinden we de volgende omschrijving:

Ringmus - Passer montanus

Volksnamen: Berg-, Boom, Katriel- en Veldmusch, Ringeltje, Ringelduts.

Volwassen kleed: Zie afbeelding, het mannetje en het vrouwtje verschillen niet.

Jeugdkleed: Valer dan volwassen kleed.

Broedgegevens: April tot in Juli, 5-6 eieren, als van de Huismusch, iets kleiner. Broedduur ± 13 dagen. Twee broedsels per jaar.

Nadere bijzonderheden: Plaatselijk algemeene tot talrijke broedvogel, in verscheidene streken geheel ontbrekend. Komt veel minder in de steden dan de Huismusch, leeft meer in bosachtige streken. Nestelt nog veel in holle boomen e.d., maar ook op de zelfde plaatsen als de Huismusch. Ook hebben trekbewegingen plaats, in ’t najaar in September en October, in ’t voorjaar in Maart en April. Een klein aantal overwintert (in Zeeland veel). Kleiner en slanker dan de Huismusch, frisscher en warmer van kleur (ook al doordat zij minder in rookerige fabriekssteden verblijven). Zoowel het volwassen als het jeugdkleed kenmerkt zich door de witte haldring, de zwarte wangvlek en de roodbruine kruin en achterhals. Zinget helderder dan de Huismusch en roept tijdens het vliegen net als de Kneutjes: “knut – knut -…”.