Vijfvlek-Sint-Jansvlinder – Zygaena trifolii
De Vijfvlek-Sing_Jansvlinder heeft meerdere Nederlandse namen:
- Vijfvlek-Sint-Jansvlinder
- Vijf-stippige Sint-Jansvlinder
- Bloedvlekvlinder
- Bloeddropje
Bij de wetenschappelijke namen lijkt men eensgezinder, daar heb ik tot nu toe alleen Zygaena trifolii kunnen vinden.
In het boekje Vlinderwereld wordt de vlinder ‘Bloeddropje’ genoemd en heeft de volgende beschrijving:
Men vereenigt wel eens de eigenlijke Sphingiden, waartoe de geslachten Sphinx, Smerinthus, Macroglossa, Deilephila en Acherontia behooren, onze grootste en dikste vlinders, met de Glasvleugeligen, waarvan we de kleine en teere Sesia reeds behandelden, tot een groote groep, de Sphingen genaamd, waartoe ook de gebracht worden, die hier in Zygaena trifolii vertegenwoordigd zijn.
Overeenkomst in de absolute grootte dier vlinders is er zeker weinig, maar hoe verschillend ook in andere opzichten, hun bijzonder lange smalle voorvleugels en veel kleinere achtervleugels en hun relatief dik lijf, dat ver achter de uitgespreide vleugels uitsteekt, doet toch zelfs het kleine Mugvlindertje iets op den grooten Doodshoodsvlinder gelijken en maakt dat de hier afgebeelde Zygaena tusschen die beide een niet al te dwaas figuur maakt.
Deze kleine mooie vlinder geeft bijzonder den indruk van stevigheid, door het zwarte forsche lichaam en ook door de groote zware sprieten, bijna zoo lang als de voorvleugels en die niet als dunne draadjes maar als stevige koorden zich voordoen, langzamerhand naar den top toe dikker wordend. De achtervleugels zijn, met uitzondering van een nog al breed zwart randje, geheel rood enm de voorvleugels hebben 5 vlekken van dezelfde kleur, wat bij onze buren deze diertjes den zeer juisten naam van “Blutstropfen” heeft bezorgd, waarvan ons de vertaline voor de hier afgebeelde soort gepast voorkomt. Overigens zijn die voorvleugels zwartgroen metaalglanzend, wat, als men ze op warme dagen in den zonneschijn in een vrij snelle vlucht van de eene bloem naar de andere ziet vliegen, want de Zygaena’s zijn zonnediertjes als de Sesia’s en geen schemervlinders zooals de eigenlijke Sphingiden, een prachtig effect maakt, waarbij men echter, door den ongewonen bouw van deze vlindertjes, allicht eer aan een schitterende vlieg dan aan een Lepidopter zou denken.
De 5 vlekken op de voorvleugels vloeien wel eens geheel of gedeeltelijk te zamen, vooral de twee middelste doen dit veel en ook wel de twee, die dicht bij den wortel geplaatst zijn, terwijl het zelfs voorkomt, dat alle te zamen tot één onregelmatige lengtestreep zijn inéén gevloeid, welke afwijking, onder den naam Zygaena trifolii confluens bekend, ook op onze afbeelding is voorgesteld. De Zygaena filipendulae of St. Jansvlinder, die ook in ons land te vinden is en wellicht nog wat minder zeldzaam, heeft 6 vlekken, doordat ook die bij den vleugeltop gepaard is, doch ook bij deze soort komt wel ineensmelting van vlekken voor.
De rups van Z. trifolii, die groengeel is met zwarte vlekken, leeft op sommige klaversoorten, vooral op L i g g e n d e K l a v e r, Trifolium procumbens en op R o l k l a v e r Lotus corniculatus, terwijl die van Z. filipendulae, die meer heldergeel is, ook op klaver maar tevens op andere kruiden, waaronder Hypericum perforatum, het S t. J a n s k r u i d te vinden is. Beide vormen in Mei een groenzwarte pop, in een papierachtig spinsel gehuld en aan de plant bevestigd, en in Juni en Juli komen de fraaie vlinders daaruit ons verrassen.
Mr. A. Brants, die in 1872 de metamorphose van ons B l o e d d r o p j e in de voortzetting van Sepp’s werk uitvoerig beschreef, verhaalt dat de rupsen bij de vervelling niet, zooals anderen, naar achteren de huid afstroopen, maar dat deze laatste midden over den rug in de lengte splijt en zich opent als een mosselschelp, waaruit daarna het rupsje gemakkelijk wegkruipt.
In het Verkade-plaatjesalbum Het Naardermeer wordt de St.Jansvlinder – daar Bloedvlekvlinder genoemd – even kort genoemd:
Het spreekt van zelf dat al de vlinders, waarvan de larven leven op gras en zeggen, op vijfvingerkruid en waterbezie, op bramen en rolklaver hier ook bij massa’s voorkomen. De groote streepuil, de elzenspanner, de aardbezievlinder en de bloedvlekvlinder met de vijf vlekken, de grijze uil komen op hun tijd allemaal te voorschijn.
In de Vlinderatlas worden verschillende soorten St.Jansvlinders tegelijk beschreven:
In Europa komen vele soorten voor van |Bloedvlek-vlinders, aldus genoemd om de roode vlekken op de voorvleugels. In ons land ken men er tweetal soorten van n.l. Zugaena filipendulae St. Jansvlinder en Zychaena trifolii Klaverbloedvlek.
Als inlandsch werd vermeld het dier, waarvan het figuur eene afbeelding geeft, nl. Z. lonicerae, doch men twijfelt of de vlinder niet verward werd met Z. trifolii.
Z. lonicerae heeft lange sprieten met zwakke knots, en bovenvleugels met rechte vleugelpunt.
Z. trifolii heeft korte sprieten met dikke knots, en bovenvleugels met ronde vleugelpunt.
De pissebedvormige r u p s e n worden gemakkelijk gevangen met het sleepnet, ofschoon zij anders toch wel opgemerkt worden.
De Bloedvlekvlinders wisselen zóó sterk af in kleurverdeeling, dat men bijna geen standvastige soorten kan aannemen. Dit geldt ook eenigermate voor Agrotis- en Eupithecia-soorten.