Bontbekplevier – Chraradrius hiaticula
Volgens de Vogelbescherming staat de Bontbekplevier op de rode lijst. Deze foto is dan ook niet in Nederland, maar op IJsland genomen, waar we ze nog ruimschoots tegen zijn gekomen.
In het plaatjesalbum van Verkade over Texel de volgende tekst en afbeelding:
… Ik vond het interessanter om zoo spoedig mogelijk de noordelijkste punt van mijn eiland te bereiken en stond weldra aan het Eijerlandschegat op een plek zoo woest en verlaten, dat een Amsterdammer er naar van zou worden. Bovendien was het April, in ’t volst van den trektijd en nu wemelde het hier van steltloopertjes op weg naar de Noordpool of dichterbij. Daar waren de drieteenige strandloopertjes, zoo wit alsof ze pas uit een meelzak kwamen, en bontbekpleviertjes met oranje snaveltjes en pootjes en aan den kop en keel ook al met zoo’n zwart-met-wit hoofdstel als bij den strandlooper, maar regelmatiger en meer rechtlijnig.
In het tweedelige plaatjesalbum Hoe heet die vogel? komt de Bontbekplevier ook voor:
Volksnamen: Piepert, Slikmusch, Bonte Wilster, Bûnte Wilster, Knot
Prachtkleed Voorhoofd wit, dwars over den schedel een zwarte band, die door het oog op teugel en oorstreek doorgaat, achter het oog een wit vlekje, achterhoofd en rug grijsbruin, om keel en nek een witte haldband, daaronder om bovenborst een doorlopende zwarte band op de borst het breedst. Onderzijde verder geheel wit. Vleugels grijsbruin met witten band; groote slagpennen donkerbruin. Staartpennen grijsbruin, de middelste met smallen witten eindzoom, die op de naar buiten gelegene steeds breeder wordt, het buitenste paar is geheel wit.
Iris donkerbruin, snavel zwart, aan de basis oranje, pooten bleek oranje.
Winterkleed Lijkt op prachtkleed, bovendeelen iets donkerder, het zwart van kop en borst is doffer en met grijsbruin vermengd. Pooten en snavelbasis bleeker.
jeugdkleed Lijkt op ouden vogel, het zwart van kop en borst is echter grijsbruin, de grijsbruine veeren van rug, schouders, stuit en borstzijde hebben geelachtige zoomen. Snavel zwart, basis ondersnavel geelachtig, pooten okergeel.
Voedsel Kleine schaal- en schelpdieren, insecten, wormen, en ander klein gedierte. Het nest is een ondiep kuiltje in het zand, meestal bekleed met schelpbrokken, steentjes en droge plantendeelen, soms heel mooi “versierd”, ook wel tusschen gras en zoutplantjes (Engelsch gras).
Broedtijd Vanaf einde Maart tot in Juli.
Eieren: in de regel vier, zeer zelden drie peervormige geelachtige grijze eieren, soms meer zandkleurig of groenachtig, bedekt met zwartbruine of roodbruine (zelden met streepjes of haaltjes) en enkele aschgrauwe vlekken.
Broedduur 21 tot 25 dagen. beide sexen broeden. in den regel twee, soms zelfs drie broedsels per jaar.
Veldkenmerken In den broedtijd voornamelijk langs de kust en op de stranden voorkomend, buiten den broedtijd vaak in troepjes en in gezelschap van andere waafvogels (vooral Bonte Strandlooper). Zuiver witte halskraag en zwarte gordel geven goede kenmerken bij oude vogels. Bij jonge dieren loopt de zwarte borstband niet geheel door, lijkt doordoor eenigszins op de Strandplevier; pooten zijn echter oranje of geelachtig en nooit zwart, sooals bij de Strandplevier. Wanneer jongen in gevaar zijn, vertoonen de oude allerlei verlammingsverschijnselen.
Uit het detimineerboekje Zien is kennen! de volgende gegevens:
Volksnamen: Zeeleeuwerik, Slikmusch, Bûnte Wilster, Knot
Prachtkleed: Zie afbeelding. Bovenzijde leverkleurig grijs. De borstband soms smaller, soms breeder.
Winterkleed: Valer dan prachtkleed. Borstband niet doorlopend. Snavelbasis en pooten vleeskleurig.
Jeugdkleed: Ongeveer als winterkleed.
Broedgegevens: Eind April tot half Juli. Doorgaans 4 eieren. Broedduur ± 3 weken. Meestal twee broedsels per jaar.
Nadere bijzonderheden: Vrij algemeene broedvogel in ons land, de laatste jaren plaatselijk algemeener. Minder aan de kuststreek gebonden dan de Strandplevier, breidt zijn broedgebied uit naar het binnenland, vooral op opgespoten terreinen (o.a. langs het Noordzeekanaal) en bouwland. Vrij algemeene doortrekker, dikwijls in gezelschap van strandloopers, in het voorjaar van februari tot in Mei, in het najaar van eind-Juli tot in November. Overwintert in zeer klein aantal. Te onderscheiden van de Strandplevier door de donkerder bovenzijde, de zwarte bordtband, oranje snavel en pooten (bij Strandplevier zwart). Overigens is hij grooter en door de zwart-wit-verdeeling is de kop veel markanter. In de vlucht duidelijk witte vleugelstreep (op de toegevouwen vleugels is nog wit zichtbaar).