Boomkruiper – Certhia brachydactyla

In het plaatjesalbum Hoe heet die vogel? staat onderstaande beschrijving van de Boomkruiper:

Volksnamen: Grijs Houtspechtje, Boomklautertje, Duimpje.

Bovenzijde grauwbruin, met witachtige en zwarte vlekjes, onderzijde bijna wit, anaalstreek meer roestbruin op de vleugels witte vlekken en strepen en een gele dwarsband; staart bruin, de middelste staartpennen met verlengde schacht. Iris en snavel donkerbruin, pooten lichtbruin.

Standvogel, na den broedtijd rondzwervend, vaak in gezelschap van meesen. Niet zeer talrijke broedvogel in terrein met hoog geboomte, broedt ook in steden en dorpen.

Voedsel: Bijna uitsluitend insecten, ook spinneneieren, zelden zaadjes.

Nestelt in gaten en spleten van boomen, veel achter schors en onder dakpannen, latwerk van tuinmuren en prieeltjes, tegen rietmatten, achter afvoerpijpen etc. Het nest is van takjes, worteltjes, dor blad, mos, bastvezels, etc. en gevoerd met veertjes en insectenspinsel.

Broedtijd: April-begin Juli.
Eieren: 6-9 (nalegsel 4-7) melkwitte eieren met roodbruine vlekjes.
Broedduur: ± twee weken. Soms twee broedsels per jaar.

Veldkenmerken: Ontsnapt vaak aan de aandacht door zijn stemmig bruin verderkleed. Echte boombewoner, beklimt den boomstam of tak (soms muren) met schokkende sprongen, waarbij de stijve, lange staartpennen tegen den stam gedrukt worden, en altijd van onderen naar boven gaand. Boom na boom wordt op deze wijze afgezocht. Lokroep een dun en helder “siet-siet”. Wordt in winterhalfjaar vaak in gezelschap van troepen Meezen en goudhaantjes gezien. Wanneer hij zich ontdekt ziet, vervolgt hij zijne weg aan de achterzijde van stam of tak, evenals Spechten.

In het determineerboekje Zien is kennen! staat de volgende informatie:

Volksnamen: Boomklauter- (of -klimmer)ke, Duimpje, Grijs Houtspechtje, Klampvogeltje, Klaverkatje, Kleddermenneke.

Volwassen kleed: Zie afbeelding; het vrouwtje is iets kleiner.

Jeugdkleed: Ongeveer als volwassen kleed.

Broedgegevens: Eind-April tot begin-Juni. 4-9 vuilwitte eieren met vrij groote, roodbruine vlekjes. Broedduur ± 14 dagen. Meest één broedsel per jaar. Broedt met een nadere soort en verschillende ondersoorten door geheel Europa en Azië.

Nadere bijzonderheden: Vrij algemeen stand- en broedvogel van bosschen met hooge boomen. Nestelt achter schors aan boomen, onder dakpannen, achter afvoerpijpen e.d. Klimt, evenals de spechten steunend op zijn wigvormige staart, vaak spiraalvormig tegen de stammen naar boven (nooit als de boomklever van boven naar beneden). Weinig opvallend, muisvaal vogeltje met een vrij lang, dun, naar beneden gebogen snaveltje. Roept vrij luid en scherp: “siet, siet, siet”. Zingt, meestal vanaf begin Maart, kruipend (zelden zittend), maatvast en zeer dun: “ti-tie, ti-tie-re-lie-re-lie”(ongeveer 2 seconden durend).