Buizerd – buteo buteo

Buizerd - buteo buteo

 

Letter In het bos aan het eind van onze straat zie ik regelmatig mensen staan wijzen naar deze Buizerd, en zelf heb hem daar ook regelmatig gezien. Maar de vogel weet kennelijk wanneer ik met een camera op pad ga en laat zich niet meer zien. Eindelijk – na een week of twee zoeken – tref ik hem in een boom langs een wandelpad, waar hij rustig de passanten nakijkt. Op het moment dat ik stop en het fototoestel omhoog richt wordt hij onrustig. Na snel een paar foto’s te hebben gemaakt ben ik doorgelopen – het is duidelijk wie het hier voor het zeggen heeft.

Het leefgebied van een Buizerd is onder andere te vinden bij een combinatie van geschikte nestgelegenheid (bos) met open land (weilanden) waar veel voedsel is. Deze omschrijving klopt helemaal met de omgeving in onze buurt, waar hik hem heb getroffen. Er is een klein bos, een stuk moeras en weilanden. En er is een overloopgebied voor kleinere dieren naar dit bos, dus voedsel is volop aanwezig.

 

 

Buizerd - buteo buteo

 

 

In het Verkade-album Winter breekt Jac. P. Thijsse een lans om deze vogel – en andere roofvogels – te beschermen en niet af te schieten:

Buizerd - buteo buteo

In de duinen zelf komen in den loop van den winter allerlei merkwaardige roofvogels: slechtvalken, buizerden, zeearenden en soms een enkele vischarend of een sneeuwuil. Ook wel de grote klapekster die zooveel op een roover lijkt en toch eigenlijk een zangvogel is.

De jagers loeren altijd op die vogels, ten eerste omdat zij ze voor schadelijk houden en ten tweede om de aardigheid van een zeldzaam dier te schieten.

Ik voor mij vind, dat ze daar ongelijk aan hebben. Het is nog zeer de vraag, of die roofvogels wel zoo schadelijk zijn, en al waren ze het, dan zijn er altijd nog zoo weinig, dat de schade, die ze zouden aanrichten niet van veel beteekenis kan wezen.

En een dier schieten, omdat het zeldzaam is, dat lijkt me ook heel vreemd toe. We moeten toch die zeldzame gasten wat vriendelijker ontvangen, blij zijn, dat ze hier komen. Ze natuurlijk zoo goed mogelijk waarnemen en hopen dat ze een volgend jaar zich nog weer eens en dan in grooter aantal zullen vertoonen. Meestal loopt die schieterij er op uit, dat de arme vogel na zijn dood nog heel leelijk en gebrekkig wordt opgezet en als dat opgezette monster dan na een paar jaar door mot en schimmel is bedorven, dan gaat het ’t vullesvat in.

 

 

In het eerste deel van het plaatjesalbum Hoe heet die vogel, wordt de Buizerd op de volgende manier omschreven:

Buizerd - buteo buteo

Volksnamen: Haneschop; Muizerd; Muizenvalk; Blotsert.

Zeer veranderlijk in kleur en teekening.
Donkere phase: Bovenzijze zwartbruin met vale veerranden. Onderzijde donkerbruin met donkerder dwarsbanden op buik en borst, aan kin en keel witte veerranden. Ondervleugeldekveeren en okselveeren wit met donkerbruine dwarsbanden, staart van boven bruingrijs of meer roodbruin met ± 10 onduidelijke donkerbruine dwarsbanden en vuil witten eindzoom.
Lichte phase (zeldzamer): Bovenzijde donkerbruin met breede witte zoomen, onderzijde en kop wit of geelachtig wit met enkele donkerbruine vlekken op borst en lichaamszijden. Staart aan de basis wit, van boven roodbruin, onderstaartrdekveeren wit.
Iris bruin, snavel zwart, washuid en pooten geel.

Jeugdkleed lijkt op oude vogel, onderzijde echter lichter met witte of geelwitte zoomen, geen dwarsbanden.

In klein aantal wintergast, zeldzame broedvogel. Werd de laatste jaren broedend aangetroffen in Dieren (geregeld), Elspeet, Leuvenumsche Bosch, omstreken van Zutfen en Deveter, bij Ommen en in Friesland (1927). Vanaf eind Augustus vrij algemeen doortrekkend, in het voorjaar tot laat in Mei, enkele overzoomeren hier. Jagen op kleine zoogdieren, vooral muizen en ook wel op ziekelijke vogels of gewonde zoogdieren (konijnen in strik of klem). In den winter vaak meerdere vogels bij elkaar of in paren. Roept “kliauw”, wel wat lijkende op het miauwen van een kat. Zweeft graag op groote hoogte met onbewegelijke vleugels in groote kringen rond. Nestelt in hooge boomen, nest van takjes, van binnen met droog gras, mos, haar en ook vaak bebladerde takjes.

Broedtijd: April – Mei.
Eieren: meestal 2-3, soms 4, groenachtig witte eieren, geel- of roodbruingevlekt.
Broedduur: 28-31 dagen. Het vrouwtje broedt wel het meest. Eén broedsel per jaar. De jongen vliegen na zes weken uit.

Veldkenmerken: Een groote, forsch gebouwde roofvogel met donkerbruine bovendeelen en donkergevlekte geelwitte onderzijde. Het onbevederde loopbeen en gemis aan wit in den staart sluiten verwarring met Ruigpootbuizerd uit. Vlucht vrij langzaam, meestal op geringe hoogte boven den grond, staart kort en breed, bidt weinig.

Trekgegevens: Vanaf eind Augustus vrij talrijk doortrekkend, in het voorjaar tot laat in Mei; enkele overzomeren hier zonder te broeden.

 

 

In het determineerboekje Zien is kennen! wordt de Buizerd op de volgende manier omschreven:

Buizerd - buteo buteo

Volksnamen Haneschop, Muizenvalk, Muizerd, Blotsert, Müzefanger.

Volwassen kleed Zie afbeelding. Er bestaat, evenals bij de Ruigpootbuizerd, een lichte en een donkere vorm. Het veerenkleed loopt bij de verschillende exemplaren nogal uiteen.

Jeugdkleed: Ongeveer als volwassen kleed. Aan de onderzijde echter lengtestrepen, in plaats van dwarsstrepen.

Broedgegevens: Begin-April tot in Mei. 2-4 witte eieren met roodbruine vlekjes. Broedduur ± 30 dagen. Na ongeveer 5 weken zijn de jongen vliegvlug. Broedt voornamelijk in gematigd Europa.

Nadere bijzonderheden: H.t.l. zeldzame broedvogel. Voornamelijk in het Oosten van ons land. Vroeger algemeener, ook in ’t Westen. Vrij algemeene wintervogel in wisselend aantal. Laat, vooral in de buurt van zijn nest, een miauwend geluid hooren. Het vliegbeeld is slanker dan van de Ruigpootbuizerd. Een goed kenmerk is de onderzijde der vleugels, die aan de voorkant vanaf de basis tot aan het polsgewricht donker zijn. Staart met duidelijke smalle dwarsbanden en een breede eindzoom. Van de lichte vorm is de staart met de vele dwarsbanden een goed kenmerk. Rust op hekken of palen.