Groenling – Chloris chloris
De groenling komt alleen bij ons in de tuin als er ergens anders geen voedsel te vinden is, bijvoorbeeld als er sneeuw ligt – zoals op de foto. Als hij dan komt, is het een klein feestje!
In het Verkade-plaatjesalbum Lente is er onder een andere naam waaronder hij ook bekend is, nl. groenvink, ook aandacht geschonken. De tekst is van Jac.P. Thijsse, de afbeelding is van de hand van Jan van Oort:
Nu komen ook vogels in ‘t park, die ‘s winters weinig of niet gezien werden, en wel het eerst de goedmoedige groenvink. Zijn snavel is nog dikker dan die van de musch en rozerood van kleur, zijn veertjes groengrijs met mooi heldergeel op de vleugels en de staart is pikzwart.
Op mooie heldere Maartsche dagen, als er geen wolkje aan de lucht is, zitten die groenvinken in de hoogste toppen der boomen te blêren. Het geluid moet een lokroep verbeelden, of een vreugdekreet of zoo iets, maar de menschen, die aan hun eigen traditioneele muziek gewend zijn, vinden het niet mooi.
Toch is het wel aardig, als een stuk of tien van die groenvinken te gelijk aan den gang zijn en als ze willen, dan zingen ze een ander, veel mooier liedje met zachte fluittonen en mollige trillertjes, die ons gewone muzikaal gevoel uiterst weldadig aandoen.
Ze worden hoe langer hoe makker, die groenvinken, ze maken hun nest zelfs in laurieren en stamfuchsia’s, die in potten langs de wandelpaden staan: een vertrouwelijkheid, die zelfs den meest fellen nesten-vernieler moest ontwapenen.
In het tweede deel van Hoe heet die vogel? staan de volgende bijnamen van de groenling: Groeninger; Greuninger; Groenvink; Kersvink; Vlasvink; Grunsel; Kornuit. Onderstaande tekst is van Jan.P. Strijbos, met een afbeelding van Sjoerd Kuperus:
De stevige, vleeschkleurige snavel, olijfgroen veerenkleed en sterk sprekende gele vlek op groote slagpennen, vormen bij rustenden vogel goede knemerken. In de vlucht vallen de heldergele vlekken op het eind van de staartpennen en gele romp op. Lokroep is een heldere triller ‘tjuuk tjuuk tjuuk’ en een lang aangehouden heesch geblêr, dat vooral op zwoele zomerdagen gehoord wordt.
In Zien is kennen de volgende tekst en afbeelding over de groenling:
Volksnamen: Groenvink, Groeninger, Grunsel, Kersvink, Kornuut, Vlasvink.
Prachtkleed: Zie afbeelding: ♂ onder, ♀ boven.
Winterkleed: Ongeveer als ♀ in prachtkleed, iets valer.
Jeugdkleed: Ongeveer als ♀, maar meer gestreept.
Broedgegevens: April tot in Julie. 4-6 blauwachtig-witte eieren met aan de stompe pool roodachtige vlekken en zwartbruine stipjes. Broedduur ± 14 dagen. Twee broedsels per jaar. Broedvogel van Noord- en Midden-Europa.
Nadere bijzonderheden: Algemeende broedvogel door het geheele land. Nestelt in parken, groote tuinen e.d., ook in de steden. Het geheele jaar door te zien, vooral ‘s winters in parken. Voorjaarstrek van begin-Maart tot eind-April, najaarstrek van September tot ver in de winter. Ongeveer even groot als een musch, maar vrij veel dikker en plomper. Hipt ook als deze. De ♂♂ zijn veel groener dan musschen en daar niet mee te verwarren, ze hebben een gele stuit en een gele baan over de slagpennen (ook bij de vogel in rust goed zichtbaar). Bij de ♀♀ is dit valer, maar toch ook opvallend, terwijl ze veel effener en minder bruin gekleurd zijn dan musschen. ook is de snavel dikker. Laat vooral bij het opvliegen, een triller hooren: ‘prrrr…’. Lokroep: ‘(h)uiét’. Vooral in voorjaar en zomer hooren we een langegerekte, heesche schreeuw: ‘(w)èèèè…’. Onder ‘t opvliegen een vrij snel: ‘djuu, djuup…’.