Grote bonte specht – Dendrocopus major

Grote bonte specht - Dendrocopus major

 

Letter En dan komt er plotseling een Grote Bonte Specht op je pinda’s af…
Bij ons in het park, achter het huis, hoorde ik ze al jaren kloppen op de bomen als ik naar mijn werk fietste en als je geluk had een glimp als ze achter een boom wegdoken.

Maar tijdens een wat strengere winter doken ze plotseling regelmatig op in onze tuin. In eerste instantie heb je natuurlijk geen camera bij de hand, maar vrij snel daarna is het gelukt om deze vogel vast te leggen. In de daarop volgende jaren zijn ze als regelmatige wintergast in onze tuin komen dineren van de pinda’s.

 

 

Grote bonte specht - Dendrocopus major

Linksboven: vrouwtje – linksonder: jong – rechtsboven: mannetje

 

 

In het Verkade-plaatjesalbum Lente vinden we bij een afbeelding van Jan van Oort de volgende tekst:

Grote bonte specht - Dendrocopus major

De bonte specht komt weinig op den grond. Die klautert altijd tegen de stammen tikkend en borend en hakkend of hij plukt zich een dennenappel, zet hem vast in een takvork en klooft de schubben, om de geurige harsige zaden te krijgen. Dag in dag uit werkt hij op hetzelfde plekje; de grond onder den boom is bezaaid met afgekloven pijnappels.

Hij roept of lacht nu niet, die bonte specht, maar als hij plezier in zijn leven heeft of opgewonden raakt, dan slaat hij aan het trommelen. Hij zoekt aan een boom een dorren tak van een bepaalde dikte en grootte en ratelt daarentegen met zijn stevigen snavel, tot de tak gaat meetrillen en een luiden roffeltoon voortbrengt, die ver in ’t rond gehoord wordt. Zoo heeft dan het bosch-orkest ook zijn trommelman.

 
 
 
 
 
 

 

 

Ook in het plaatjesalbum Hoe heet die vogel? mag de grote bonte specht niet ontbreken:

Grote bonte specht - Dendrocopus majorDe volgende volksnamen worden opgegeven voor deze vogel: Eksterspecht of Eksterspjucht.

Broedt door het geheel land in niet grooten getale, voornamelijk in boschrijke streken. Het voedsel bestaat in hoofdzaak uit insecten, larven, etc. welke ze onder en op de boomschros zeken. Ze nestelen in zelfgehakte nestgaten in boomen, meestal vrij hoog.

(…)In het voorjaar trommelen de mannetjes. Het trommelen moeten we als zang beschouwen; door herhaalde krachtige en vibreerende snavelslagen wordt een doode boomtak in trilling gebracht waardoor een snorrend geluid ontstaat. Soms trommelt het vrouwtje ook.

 
 
 
 

 

 

In het determineerboekje Zien is kennen, het volgende over de ‘Groote bonte specht’:

Grote bonte specht - Dendrocopus major

Volwassen kleed: Zie afbeelding. Vrouwtje geen roode kopvlek.

Jeugdkleed: Als volwassen kleed, maar bovenkop geheel rood, anaalstreek en onderstaartdekveeren minder fel rood (rossig).

Broedgegevens: Doorgaans Mei en Juni, soms vroeger. 5-7 glanzend witte eieren. Broedduur ± 17 dagen. Broedvogel van Midden- en West-Europa tot de Pyrenaeën en Klein Azië.

Nadere bijzonderheden: Broedt vrij algemeen door het geheele land in boschrijke streken, echter minder talrijk dan de Groene Specht. Is veel meer aangewezen op boomen en komt zelden of nooit op de grond, In het voorjaar laat hij een ver hoorbare roffel hooren, veroorzaakt door snel herhaalde snavelslagen op een speciaal daarvoor uitgezochte tak, ook wel tegen een stam, of op ijzeren platen of palen. Ongeveer zoo groot als een Spreeuw en ± 1/4 kleiner dan de Groene Specht. Op de zijden van de vleugels valt een groot, wit blok op. Roept een helder: ’tjiek’ of ’tjedo-èk’. ‘Lacht’ niet, zooals de Groene.