Heggenmus – Prunella modularis
De heggenmus is een bescheiden vogel. Bij ons in de tuin kom je hem het hele jaar door achter in de tuin tegen, waar hij wat rondscharrelt tussen de bladeren op zoek naar voedsel, waar hij nauwelijks opvalt en altijd alleen is.
Linksboven: vasteland, mannetje – rechtsboven, Brits, vrouwtje
Midden centrum: Brits, jong
Links onder: Hebriden, mannetje – Rechts onder: Brits, vrouwtje
In het Verkade plaatjesalbum Winter beschrijft Jac P. Thijsse hetzelfde als ik over de plaats waar je het vogeltje kunt vinden:
(…) Maar buiten is dat heel anders. Daar hebben we ook nog vinken, vooral mannetjes, verder keepen, roodborstjes en een aardig klein vogeltje, dat in de verte wel wat op een musch lijkt, n.l. de heggemusch of bastaardnachtegaal.
In stem en maniertjes houdt dit dier het midden tusschen een winterkoning en een roodborst. Hij scharrelt altijd rond onder de struiken, tusschen de dorre bladeren en weer daar met zijn fijn, spits, vrij lang snaveltje allerlei lekkers op te pikken. Aan dit fijne snaveltje en ’t blauwe kopje onderscheidt ge hem gemakkelijk van de dikbekkige musschen.
Wie de afbeelding voor het Winter album heeft gemaakt is niet duidelijk, het kan L.W.R. Wenckebach, Jan van Oort of Jan Voerman Jr. zijn.
In het tweede deel van het plaatjesalbum Hoe heet die vogel? de volgende afbeelding en tekst:
Volksnamen: Bastaardnachtegaal, Winterzanger, Boerennachtegaal, Heggerienken, Pieperken, Dorenkruiper, Blauwpieper, Lijzetijd, Blauwvleggeke, Grauwtje, Grauwpieper, Haagmusch.
Schouders en rug roestbruin donker gevlekt. Kop, hals en borst donker blauwgrijs: op schedel en nek bruin gevlekt. Onderborst en buik vuilwit; lichaamszijden bruinachtig. Iris donkerbruin, snavel zwartbruin, basis ondersnavel lichter, pooten bleek roodbruin. Broedt vrij algemeen door het geheele land, vooral in parken, bij boerderijen, in tuinen, etc.
Voedsel: hoofdzakelijk insecten, komt in den winter ook op het wintervoer (zaden, brood, etc.). Nestelt in heggen, struiken en heesters, vooral in buxes en lage naaldboompjes, houtmijten, takkenbossen etc. meestal niet hoog boven den grond.
Veldkenmerken: Bewoner van tuinen, hagen en kleine boschjes, scharrelt meestal op den grond onder struiken etc. Slaat onder het loopen telkens de vleugels uit. De zang lijkt zoowel op dat van Roodborst en Winterkoning en wordt reeds in Februari gehoord. Het is een heel hoog, zilverachtig liedje; tijdens het zingen zit het ♂ vaak in ’t bovenste topje van een struik of heester en is in de winter en vroege lente opvallen, daar de andere vogels dan nog zwijgen.
In het determineerboekje Zien is kennen staat het volgende over de heggenmus:
Volksnamen: Bastaardnachtegaal, Boerennachtegaal, Doornkruiper, Heggerienken, Blauwpieper, Winterzanger, Grauwtje, Graupieper.
Volwassen kleed: Zie afbeelding.
Jeugdkleed: Valer en meer donker gestreept dan volwassen kleed.
Broedgegevens: April tot Juli. 4-6 groenachtig-blauwe eieren. Broedduur 12 à 13 dagen. Doorgaans twee, soms zelfs drie broedsels per jaar. Broedvogel van Europa (niet in het hooge Noorden) tot Middellandsche en Zwarte Zee.
Nadere bijzonderheden: Algemeene broedvogel door het geheele land (niet talrijk). Voor een deel standvogel. Een onopvallend vogeltje, dat ‘bescheiden’ zijn gang gaat. Muschachtig gekleurd, echter kleiner en lang niet zoo plomp als de Huismusch; heeft een priemsnaveltje (Huismusch kegelsnavel). Aan de kop veel blauwgrijs. Zingt een mooi liedje, dat gelijkt op dat van het Roodborstje, het klinkt echter zachter en bescheidener. lokroep: een fijn piepend geluidje. Het nest ligt doorgaans in struiken en heggen en wordt gemaakt van mos en droog gras. Onder het loopen en ook wanneer ze op een tak zitten, klappen ze telkens met de vleugeltjes. Insecteneters, die ’s winters op voertafels komen, en dan brood en zaden eten.