Huismus – Passer domesticus

Huismus - Passer domesticus

 

Onze buren hebben een struik, wat de uitvalsbasis is voor een groep huismussen. Aangezien deze struik tegen het huis staat horen we de hele dag hun gezellige getjilp.

 

 

Passer domesticus

Linksboven: jonge mus – midden onder: vrouwtje – Rechts: mannetje

 

 

In het verkade-plaatjesalbum Lente staat bij een afbeelding van Jan van Oort de volgende tekst:

Huismus - Passer domesticus

Den eenen dag verdringen de musschen zich hongerig en haveloos om het voederbakje, den volgenden zitten ze onbezorgd en voldaan gezellig te sjielpen in de kale boomen. Wat ze elkander daar te verhalen hebben is een raadsel, maar zeker is het, dat de zon erbij betrokken is, want ieder straaltje vangen ze op tusschen de half opgerichte grijze veeren. En als de zon op ‘t punt is onder te gaan, dan is hun gezelschap ‘t grootst en het gesjielp op zijn luidruchtigst.

Blijft ‘t zonnige weer aanhouden, dan sleepen de musschen dra met vezels en strootjes en dat beteekent nesten bouwen. Die vogels hebben het onder de bescherming van onze huizen en daken al zoover gebracht, dat zij den winter soms totaal negeeren en kale jongen hebben met Nieuwejaar. Maar dat lijkt een afdwaling der natuur, veroorzaakt door het stadsleven.

 
 
 

 

 

Het plaatjesalbum Hoe heet die vogel? besteedt aandacht aan de huismus, maar wil er niet te veel tekst aan wijden om begrijpelijke redenen:

Huismus - Passer domesticus

Zeer algemene standvogel door het geheele land. Komt overal in de nabijheid van menschlijke woningen voor. Is door zijn talrijkheid voor niemand een onbekende.

 
 
 

 

 

In het determineerboekje Zien is kennen wordt de huismus op de volgende manier beschreven:

Huismus - Passer domesticus uit 'Zien is kennen'.

Volksnamen: Musch, Mosk, Pot-, Steen- en Straalmusch.

Volwassen kleed: Zie afbeelding, ♂ met donkere bef.

Jeugdkleed: Ongeveer als volwassen ♀. Jonge ♂♂ met een zwakke aanduiding van de donkere bef.

Broedgegevens: Begin-April tot eind-Augustus, soms later. 3-6 grijsachtige eieren met bruingrijze vlekken. Drie of vier broedsels per jaar. Broedduur ± 13 dagen. Broedvogel van Europa (in Italië) een andere vorm) en Siberië.

Nadere bijzonderheden: Zeer algemeende standvogel door het geheele land en overbekend. Nestelt vooral onder dakpannen, in muurgaten, klimop. Ook in nesten van andere vogels, of in een eigen, slordig gemaakt, boomnest. Alleseter, die door zijn brutaal optreden, in landbouwstreken vooral, lastig kan worden. Verdrijft vaak andere vogels uit zijn buurt (bij voerplaatsen), achtervolgt meermalen zelfs duiven. Komt vrijmoedig onze huizen en fabrieken binnen en haalt eigenlijk overal zijn voedsel vandaan. Vele roofvogels leven ‘s winters in de steden van deze vogeltjes.