Icarusblauwtje – Polyommatus icarus

Icarusblauwtje - Polyommatus icarus

 

Veel vlinders zijn lastig te fotograferen, omdat je ze meestal pas ziet als ze vliegen en je kunt volgen waar ze landen. Hetzelfde gebeurde bij dit vrouwtje van de Icarusvlinder. Gelukkig heb ik haar terug kunnen vinden en fotograferen.

Nederlandse namen:

  • Icarusblauwtje
  • Gewoon blauwtje
  • Kattedoornblauwtje
  • Stalkruidblauwtje

Wetenschappelijke namen:

  • Polyommatus icarus, (Rottemburg, 1775)
  • Lycaena icarus
  • Lycaena alexis

 

 

Uit Vlinderwereld komen onderstaande afbeelding en tekst over het Gewone Blauwtje, zoals ze daar genoemd worden:

Icarusblauwtje - Polyommatus icarus, uit 'Vlinderwereld'.

Neen, het stelt ons niet teleur, dit mooie blauwe vlindertje, in geen enkel opzicht, noch wat den tijd betreft, waarin ge het hoopt te vinden, noch ten opzichte van de plaats, waar ge het denkt aan te treffen, och ook in zijn bij vlinders anders zoo vaak grillige gedragingen. Een warme heide in den zonneschijn is een welaangenename plaats voor dezen vlinder, vooral als hij er Papilionaceeën kan vinden. Brem of Lotus, Genista of Ononis, maar daarom versmaadt hij de weide niet, en ‘t is volstrekt niet ongewoon, dat ge een dozijn thuis brengt, als ge een uurtje zoek maakt op een bloeiend grasveld in Juli, terwijl ook aan de boschranden en zandwegen ge zijn blauwe schoonheid bewegelijk kunt zien rondfladderen, in Juni al en ook nog in Augustus en September.

Maar nog even à propos van dat niet teleurstellen. Hij is zoo aardig honkvast, houdt zich slechts aan een beperkte ruimte, zóó zelfs, dat als ge eenmaal vergeefs getracht hebt, hem te snappen, hij u al heel gauw de gelegenheid biedt, weer naar hem te slaan, want binnen enkele oogenblikken is hij al terug op de plek, waar zijn noodlot hem wacht.

En dan bij nauwkeurig bekijken! Neen, waarlijk dan stelt hij u wel ‘t allerminst teleur. Of ja, toch een klein, klein beetje. Ziet ge dat glanzend heerlijk effen blauw van zijn viertal vleugels, zoo beeldig afgezet met de zwarte fijne franjelijn en de vrij lange witte franje daarachter? Maar neem nu het gedoode vlindertje, al of niet aan uw speld opgeprikt, eens in de hand en houd het tegen ‘t licht. Weg is alle blauw, fletsbruin zijn de vleugels geworden. Die mooie blauwe kleur der Lycaena’s is een optische kleur, slechts merkbaar bij opvallend licht en verdwenen, als ‘t licht er doorheen kan schijnen, eigenlijk dus een kleur, die slechts in schijn bestaat, juist als de mooie tintenmengeling van een parelmoerschelp.

Ge begrijp, dit geldt voor de mannetjes, de wijfjes hechten niet zoo aan den schijn; die doen zich voor, zooals ze zijn, donkerbruin, slechts met wat meer of minder blauwe bestuiving bij den wortel. Als sieraad dragen zij op haar eenvoudig kleedje gele, zwart begrensde randvlekken op alle vleugels. De eigenlijke teekening hebt ge bij deze B l a u w t j e s aan de onderzij te zoeken, zooals de plaat u duidelijk laat zien. Kenmerkend is dat breede witte veegje op de achtervleugels, zoo dwars door de boogrij van blinde oogjes heen.

En de echte oogjes, vergeet niet daarnaar te zien, die mooie langwerpige facetoogen in hun omlijsting van witte schubjes, die we ook bij de Thecla’s en andere Lycaeniden kunnen vinden.

De platte, breede, groene rupsjes, donzig behaard, met zwarten kop, kan men jaarlijks wel in drie generaties op bovengenoemde ‘vlinderbloemige’ planten aantreffen, en vormen later geelgroene, kortdikke popjes.

 

 

E.J.V.M. Hoogeveen heeft de Icarusvlinder beschreven in de Vlinderatlas, de afbeelding is van W. Hubert:

Icarusblauwtje - Polyommatus icarus

Dit is het Stalkruidblauwtje (Lycaena icarus) een onzer meest algemeene Blauwtjes. Icarus, de zoon van Daedalus, ontsnapte uit de macht van Koning Minos op Creta, door middel van wassen vleugelen: toen hij te dicht bij de zon vloog, smolt het was en ICarus viel. Welk verband gezocht moet worden tusschen den eersten vliegmensch en dezen dagvlinder is niet duidelijk.
Het wijfje bij dezen vlinder is geheel anders van kleur dan het mannetje. Het ♂ is aan de bovenzijde roodachtig blauw; het ♀ donkerbruin, met roode vlekken aan den rand, en witte franje. De onderzijde is bruinachtig grauw met een rij van oogvlekken; de vlekken aan den rand zijn roodachtig geel. Hiertusschen staat op de achtervleugels een witte veeg. De achtervleugels zijn gesierd met een zwarte, wit-omzoomde vlek in ‘t midden, en vier punten die in een rechte lijn staan, aan de wortel der vleugels.
De r u p s vertoont een helder groene kleur, maar de zijden dragen witte dwarsstrepen en de rugstreep is afgezet door lichter getinte randen.
De p o p is glanzend en bruinachtig, met een donkere ruggestreep.
Meestal zijn de rupsen van de Blauwtjes gedrongen en gewelfd van vorm, eenigszins slakachtig. Ze leven veelal van bloemen of vruchten der Vlinderbloemige gewassen (Papilionaceae) en zijn moeilijk te vinden. Met het sleepnet zijn ze toch wel te bemachtigen.