J.J. Slauerhoff – hokkai
De bekende Nederlandse dichter Jan Jacob Slauerhoff heeft als scheepsarts de wereld rondgevaren en heeft daarbij veel poëzie van over de hele wereld leren kennen. Van 1925 tot 1927 is hij als scheepsarts werkzaam geweest bij de Java – China – Japanlijn en heeft zo een aantal maal Japan bezocht. Daar is hij vermoedelijk in aanraking gekomen met de Japanse versvorm die wij tegenwoordig als haiku kennen.
Hij heeft zelf een aantal hokkai – zoals de haiku in die tijd werd genoemd – gemaakt. Deze hokkai zijn in het nagelaten werk van Slauerhoff gevonden en af en toe in poëzieperiodieken opgenomen. Hieronder de vier hokkai:
Het komen van mijn gedichten:
Als t neerzweven van een vlinder
Op meeldraad van bevend jasmijn.
Het verandert het licht soms van kleur,
Het wordt winter midden in de zomer,
’t Hart staat stil bij de onstuimigste onhelzing.
De klokjes zijn nog hoorbaar,
’t Spoor nog niet toegevallen,
De kar allang verdwenen.
Lieveling, schooner ben jij dan de heilige Foedsji,
Die maar één welvende sneeuwige top heeft,
Alleen bij het vroegrood één rozige spits vertoont.
Slauerhoff dichtte zonder de regels die we tegenwoordig kennen toe te passen – regels die ze in Japan overigens ook niet kennen zoals wij ze hanteren omdat ze daar geen lettergrepen kennen, maar met tekens werken. De geest van de Japanse haiku heeft Slauerhoff goed begrepen en toegepast in zijn hokkai’s.
Meer informatie over het boek: J.J. Slauerhoff – verzamelde gedichten