Merel – Turdis merula
De merel is ieder jaar in onze tuin te vinden, vaak ook met een nest waarna we kunnen zien wat de opvoeding van een mereljong inhoudt. En het aanvoeren van het eten; eerst voor het wijfje dat op de eieren zit, later beide ouders om hun jongen vliegklaar te krijgen.
Links onder: vrouwtje, zomer – Midden boven: Mannetje zomer – Rechts onder, Jong mannetje
In het Verkade-album Lente beschrijft Jac.P.Thijsse bij een afbeelding van Jan van Oort hoe het er in de lente aan toe gaat:
(…) Daar ontmoet hij den zwarten lijster, die ook al met lentegedachten rondloopt en daardoor minder verdraagzaam is, dan een maand geleden, zoodat hij dat gedraai en gesnuffel van zoo’n winterkoning in zijn nabijheid niet hebben kan. Hij springt dus met zoo’n paar deftige lijstersprongetjes op den kleinen indringer los, deze slaat op de vlucht en begint in zijn agitatie natuurlijk weer van voren af aan te zingen. Want elke sterke gemoedsaandoening, al is het ook een onaangename, is voor hem en vele andere vogels de aanleiding tot een lied.
De zwarte lijster koelt nu zijn woede op een arme aardworm, die hij onder de dorre bladeren gehoord had en laat de zucht hooren, waarvan lijsters het monopolie hebben en dat eigenlijk een armzalig dun gefluit is. Waarom zou hij zuchten, die mooie, zwartgerokte, goudgesnavelde merel? Wel, verleden week vochten drie bruine merelwijfjes om hèm, en nu moet hij weer dag aan dag met andere merelmannen vechten om de eene van de drie, die toen de baas en daardoor zijn wijfje geworden is.
Dat veroorzaakt in de merelwereld al dat gejaag en geraas en geroep, al die onrust en onwaardige vechtpartijen, die men niet verwachten zou van een zoo edelen zanger.
Hoe rein en rustig klinkt zijn lied, ’s avonds uit de hooge boomen!
Jan P. Strijbos beschrijft in het plaatjesalbum Hoe heet die vogel? de merel bij een afbeelding van Sjoerd Kuperus op een andere manier:
De volksnamen die benoemd worden zijn: Zwaret lijster, Gieteling, Gietling, Maldest, Blawn.
Zeer algemeene broedvogel. Broedt overal, zoowel in bosschen, parken en buitens als in stadsplantsoenen en tuintjes.
Het oude ♂ is geheel zwart, met oranje snavel en oogleden, ♀ is meer omberbruin, jongen zijn donkerbruin gevlekt. Zang wordt gehoord vanaf begin Februari; in het begin der Lente, vooral ’s morgens, voor zonsopgang en ’s avonds.
De volgende tekst over de merel staat in het determineerboekje Zien is kennen:
Volksnamen: Gieteling, Maldest, Zwarte Lijster, Swarte Klyster, ♀ Bokweitsgrauwe.
Volwassen kleed: Zie afbeelding (♂ boven en ♀ onder).
Jeugdkleed: Ongeveer als ♀, echter veel meer gevlekt, zoowel op de boven- als op de onderzijde. Snavel hoornachtig gekleurd.
Broedgegevens: Maart tot in Juli (ook wel later). 3-5 doorgaans licht-blauwgroene eiren met roodbruine en geelbruine vlekjes en stippen. Broedduur ± 14 dagen, Broedvogel van geheel Europa (niet in Spanje).
Nadere bijzonderheden: Zeer algemeene broedvogel, die zich gedurende de laatste 50 jaar steeds meer aan het ‘stadsleven’ heeft aangepast. Voordien algemeen in de bosschen en minder bij onze woningen: nu is dat andersom. De ‘huismerels’, die voor het grootste gedeelte westelijk in ons land leven, zijn standvogels, de oostelijke trekken in het najaar gedeeltelijk weg en keeren tegen Februari terug. Ook noordelijke vogels overwinteren hier. Een zeer bekende vogel: ♂ zwart, ♀ en jongen bruin, de laatste gekenmerkt door de gevlekte bovenzijde. Zoekt in parken, tuinen en bosschen naar wormen en larven, forsch hippend en in de grond hakkend. Vooral na dalen met uitgespreide, omhooggerichte staart. Het ♂ zingt vanaf Februari, meest ’s morgens en ’s avonds, hoog in de top van een boom, op een antennepaal e.d. gezeten. de zang klinkt vol, laag van toon en melodieus, minder afwisseld en minder driftig voorgedragen dan bij de Zanglijster. Lokroep: ’tjoek’, ’tjoek’. Alarmroep: ’tjing-tjing-tjing-…’.