Plakker – Lymantria dispar

Plakker - Lymantria dispar

 

Een ongebruikelijke foto: een vlinder waarvan de buikzijde zichtbaar is en niet de rugzijde met de vleugels. De vlinder zat aan de ruit geplakt van de schuifdeur naar de tuin en voordat ik een foto van de rugzijde kon nemen was hij verdwenen in de avond.

 

De vlinder is onder meerdere namen bekend, namelijk:

  • Hebreeuwse Lettervlinder
  • Plakuil
  • Reschvlinder
  • Stamuil

En ook bij de wetenschappelijke namen heb ik er een aantal gevonden, te weten:

  • Ocneria dispar
  • Liparis dispar
  • Gypsy Moth

 

 

In het boekje Vlinderwereld, waar hij ‘Plakker’ of ‘Stamuil’ genoemd wordt, staan de volgende afbeelding en tekst:

Plakker - Lymantria dispar uit 'Vlinderwereld'.

In de menschenwereld kan men soms van die paartjes zien, die naar het uiterlijk heel slecht geportuurd lijken, herinnert ge u bij voorbeeld die groote forsche blonde dame en dat kleine vlugge donkere heertje, dat naast zijn eega niet onaardig door een spotter met een kruidnagel aan een rollade werd vergeleken? Zoo is het hier precies met dit vlinderpaar dat niet ten onrechte Ocneria dispar heet. Ja, wel o n g e l i j k zijn dit kleine donkerbruine, beeldig fijn met zwarte goldlijnen geteekende mannetje, met zijn mooie gekamde sprieten, rondstaande als hazenoortjes, dat vlug als een schaduw aan ons voorbijstrijkt in den avond, en het groote vuilwitte wijfje met vier golvende dwarslijnen op de voorvleugels en een paar v-vormige zwarte vlekken op de dwarsaderen, dat uiterst traag, liefst maar rust of eventjes onbeholpen fladdert met de gewoonlijk om het kolossale plompe achterlijf heengeslagen vleugels, en zich met de korte stevig pooten stijf vasthoudt, waar het eenmaal zit. Eigenaardig, dat cneria is afgeleid van het Grieksch woord dat “traag” en “liparis”, een andere naam van dit geslacht, van een Grieksch woord, dat “vastzitten, hechten” beteekent.

Maar waar die zwaarlijvige zich neerzet, om haar vlindervrouwenplicht te vervullen, heeft zij dan ook vrijwat te doen. Tegen een slijmachtig, door haar lichaam afgescheiden laagje, plakt ze eenige grijsbruine haren van haar wollig achterlijf, legt daarop een laagje eieren, mooie stevige gladde rose kraaltjes, en dan weer een pakje van haar sponzige wol en zoo bij afwisseling. Met dat herhaalde Schwamm drüber! Schwamm drüber! als had ze genoeg van de zaak, wordt ten laatste een bruine wollige massa verkregen, die tegen een boomstam bevestigd, er uitziet als een ovaal sponsje en zeker de eieren uitstekend beschermt, tegen winterkou zoowel als tegen vogelvraatzucht.

Daarin ontwaakt in ‘t voorjaar, volgend op de maanden Juli of Augustus, waarin de vlinder ontsnapte uit de glanzig zwarte uiterst prikkelbare en met borstelige haartjes omzette pop, die in een los spinsel tusschen toegeslagen bladeren een kleine vier weken rust, het leven der zwarte rupsjes, die allerlei verorberen, eiken- en populierbladeren, zoowel als bladeren van vele vruchtboomen. Dezen zomer hebben wij de onze met veel succes met hazelaarbladeren gevoed.

Hun groei en ontwikkeling gaf veel afwisseling te aasnchouwen, maar mooi waren de overigens in den tuin zeer schadelijke rupsen altijd, zoowel toen de groote stippen of knopjes over al de ringen in de lengte loopend nog bruin waren, als later toen de vijf paren bij den kop helder fluweelachtig blauw en de andere roodbruin waren geworden. Teere gele lengtestrepen loopen over het glanzig zwart van den rug, telkens afgebroken door breede bruin- en geelgouden dwarsstrepen. De knopjes dragen ter zij afstaande haarbundels en deze zijn ook op de beide op ooren gelijkende uitsteeksels aan den kop geplant. D i k k o p wordt Ocneria in ‘t Duitsch genoemd met een naam, die goed is, zoo men hem maar niet als schimpnaam opvat, want niets kan mooier zijn dan die als schildpad glanzende met geel en zwart en bruin geteekende kop dezer rups, met de twee groote glanzig zwarte vlekken vlak van voren.

De vlinder heet bij Sepp ‘Reschvlinder’ naar de Hebreeuwsche letter Resch, die men, vooral duidelijk bij de wijfjes, midden op de voorvleugels afgebeeld ziet.

 

 

In de Vlinderatlas wordt de Plakker ‘Hebreeuwsche letter- of Reschvlinder’ genoemd:

Plakker - Lymantria dispar uit de Vlinderatlas

De Hebreeuwsche letter- of Reschvlinder, (Lymantria dispar) ook wel Plakker genoemd, komt in ons land zeer veel voor.

De voorvleugels zijn bij het mannetje grauwbruin, met zwartbruine, sterk getande dwarsstrepen en donkergevlekte franje. De achtervleugels eenkleurig roodachtig bruin met donkerder achterrand en heldere franje.
Het vrouwtje dat veel grooter is en veel lichter gekleurd dan het mannetje (daarom heeten zij “dispar” d.i. ongelijk) draagt een of twee dwarsstrepen en zwarte stippels op den achterrand. Het vrouwtje heeft wollige haren op het achterlijf, die vastplakken aan de nog vochtige, pas afgezette e i e r e n, zoodat een viltige massa ontstaat, welke men voor een zwamhoopje zou houden. Vandaar ook de naam “Plakker”.

De r u p s is zwartachtig grauw, met 3 fijne, gele lengtestrepen op den rug; de knopvormige wratten van de eerste 5 ringen zijn blauw, de overige rood. De zeer dikke kop is geelbruin met 2 bruine lengtestrepen.

De rupsen zijn soms een vinger lang, en leven op allerhande loofboomen, in wier schorsspleten zij zich verpoppen. De p o p p e n, die zwartrood van kleur en door een dun spinsel omgeven zijn, vindt men wel eens onder raamkozijnen van tuinhuisjes enz.

 

 

In het plaatjesalbum Van rupsen en vlinders staat onderstaande tekst en afbeelding:

Plakker - Lymantria dispar uit 'Van rupsen en vlinders'

Lymantria dispar. De PLAKKER heeft een witte grondkleur, met donkere getande dwarslijnen op de voorvleugels. Het mannetje is donker grijs en kleiner, n.l. 3,5 – 4,5 cm., tegen het wijfje 3,5 – 7 cm. De rups is grijs met drie gele ruglijnen en op de eerste vijf ringen twee blauwe, op de overige twee rode wratjes. Hij leeft op loof- en ooftbomen. De pop is roodbruin. Na het eieren leggen bedekt het wijfje deze laatste met de rbuine haren van het achterlijf, waardoor ze aan het oog worden onttrokken.