Putter – Carduelis carduelis

Putter - Carduelis carduelis

Nederlandse namen:

  • Putter
  • Distelvink

Wetenschappelijke naam:

  • Carduelis carduelis

 

 

Putter - Carduelis carduelis

Links: vrouwtje – Midden: jong – rechts: mannetje

 

 

In het Verkade plaatjesalbum Herfst komt de putter voor. De tekst is van Jac.P. Thijsse en de afbeelding van Jan van Oort:

Putter - Carduelis carduelis

En in de laatste jaren, ’t is met plezier, dat ik het neerschrijf, krijg ik op de distels en brandnetels ook weer meer puttertjes te zien. Die hebben een kwade kwarteeuw achter de rug en ’t leek waarlijk, alsof ze langzaam zouden uitsterven.
Maar nu komen ze er weer boven op. ik zie ze met hun rood, wit en zwarte kopjes en geel met zwart gevlekte vleugels dikwijls in de duinen op de uitgebloeide distels. Met hun scherpe snaveltjes hakken ze de vruchtkoppen open en gretig verslinden ze de vruchten. Maar menige vrucht ontsnapt aan hun bek en zeilt op zijn pluiskraag de wijde wereld in en zoo worden de distelplanten wijd en zijd uitgezaaid.

 

 

Ook in deel 2 van het plaatjesalbum Hoe heet die vogel? van Jan.P. Strijbos met een aquarel van Sjoerd Kuperus komt de Putter voor:

Putter - Carduelis carduelis

Zeldzame broedvogel, plaatselijk iets talrijker voorkomend. Broedt in oude tuinen, boomgaarden en parken. In het westen als broedvogel ontbrekend, uitgezonderd op Voorne en bij Goes.
(…) Voedsel: zaden en insecten, vertooenen grote voorliefde voor zaden van distels, brandnetel, ganzevoet, veelknoop, berk en els.
(…) Trekt in het Oosten des lands in het najaar door vanaf einde Augustus of begin September tot in November. In het Westen zeer zeldzaam. Enkele worden ook in den Winter gezien. Voorjaarstrek: Vanaf Maart tot ver in Mei.

 

 

In het boekje Zien is kennen, komt de putter ook voor:

Putter - Carduelis carduelis

Volksnamen: Distelvink, Elzenputter, Kletter, Tukker.

Volwassen kleed: Zie afbeelding, het vrouwtje gelijkt op het mannetje.

Jeugdkleed: Geen of weinig rood aan de kop, en donker gevlekt.

Broedgegevens: Eind-April tot in Juli. 4-5 blauwachtig-witte eieren, weinig met zwartbruin en roodbruin gevlekt. Broedduur ± 13 dagen. Twee broedsels per jaar. Broedt in Europa.

Nadere bijzonderheden: Vrij zeldzame broedvogel (plaatselijk wat algemeener), in ’t Westen van ons land ontbrekend, met enkele uitzonderingen (op zommige Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche eilanden achter de duinstrook). Nestelt in loofboomen, struiken en heggen, ’t nest gelijkt veel op dat van de Vink. Een opvallemd bont vogeltje, iets kleiner dan een Huismusch. Vooral valt het rood-wit-zwart aan de kop op, evenals de gele vlek op de vleugel. In de vlucht: zwarte vleugel met gele vlekken en witte punten aan de slagpennen. Witte stuit, staart zwart met witte zoom. Op de herfststrek in het oosten van ons land vrij algemeen, in het Westen zeldzaam. Lokroep: ‘di-de-liet’, ook ’twit’. In het vroolijke tjilpende lied wordt de lokroep als motief gebruikt. Wordt ook ’s winters gezien.