Zilveren maan – Boloria selene

Er zijn twee Nederlandstalige namen bekend, namelijk:

  • Zilveren maan
  • Bruingevlekte parelmoervlinder

Ook bij de wetenschappelijke namen zijn er meerdere bekend, namelijk:

  • Boloria selene
  • Clossiana selene
  • Argynnis selene
  • Argyronome selene,/li>

 

 

In het boek Vlinderwereld wordt de Zilveren Maan op de volgende manier beschreven:>/p>

Zilveren maan - Boloria selene

Auf freien Waldplätzen, zegt de onlangs overleden Dr. Taschenberg, zoeke men de P a r e l m o e r v l i n d e r s en in de bosschen van onzen Gelderschen Achterhoek drijven ze dan ook graag hun vroolijk spel in den zonneschijn; in den nazomer van 1898 waren ze trouwe gasten van Ampsen en De Cloese bij Lochem en deze onze Argynnis selene scheen vaak uitstapjes te maken naar den omtrek van het stadje, want eenige malen liet ze zich gemakkelijk vangen onder onze met glas gedekte veranda. Die vlinders behoorden tot de tweede generatie van dat jaar, want ook reeds in Mei is uit de geelbruine, zwartgevlekte pop met haar hollen rug en van veel haakjes voorzien kremaster de mooie goudbruine vlinder met grooter vlucht dan de zomergeneratie voor den dag gekomen, een Augenweide voor het oog, dat hem boven de weiden ziet zweven.

Trillend en klapwiekend zet het vlugge diertje zich soms even neer op een bloem, als begeerig u beide zijn mooie kanten te gelijk te laten zien, den geelbruinen bovenkant met de deftige zwarte teekening uit stippen en meer of minder breede lijnen bestaande tusschen en over de zeer duidelijk herkenbare aderen, en den lichteren onderkant, op de voorvleugels een matte afschaduwing vertoonend van de teekening der bovenzij en op de achtervleugels zoo heerlijk rijk getooid met de wondermooie parelmoervlekjes tusschen de gele en roestbruine zwartgekernde veldjes. Zie ze glanzen die zwartomlijnde driehoekjes of halve maantjes aan den achterrand, de onregelmatig gevormde, min of meer langwerpige vlekken in den dwarsband en het groepje dicht bij den wortel, alle lichtend als de blinkende binnenzij der parelmoerschelp.

De “schitterende zilverglanzende” beteekent het woord Argynnis en Selene was de Grieksche maangodin, zoodat wij misschien niet te veel wagen, zoo we, wen wetenschappelijken naam vertalend, het vlindertje betitelen als de Z i l v e r e n M a a n. Vrouw Luna zelve is trouwens de vriendin der rups, die bij dag zich schuil houdt en als alle Argynnissoorten, een negental wel in ons land, den goeden smaak heeft van enkel op viooltjes zich metterwoon te vestigen. Zij is zwart, met zwartbehaarde okergele doornen, die sterk vertakt zijn, heeft ook een paar lange doornen, maar onvertakt, vóór aan den kop en aan weerszijden op de borstringen twee helder witte stippen. De rugstreep is wit, door een zwarte lijn gedeeld en over het lijf loopen verder donkergrijze lengtestrepen. In den rupstoestand brengt Argynnis selene den winter door, trouwens dat doen ook de overige Argynnissoorten.

Wat deze van haar geslachtgenooten, de andere P a r e l m o e r v l i n d e r s, onderscheidt, is de vorm der vleugels, afgerond aan den voorrandshoek der achtervleugels en aan biede vleugels met rondgebogen achterrand, geen rechten of zelfs iets ingebogen zoom als bij onze gewoonste soort Argynnis lathonia.

 

 

In het Verkade-album De bonte wei omschrijft Jac.P. Thijsse de Parelmoervlinder, zoals hij de vlinder noemt, op de volgende manier bij een tekening van Jan van Oort:

Zilveren maan - Boloria selene

Er waren nog al veel kinderen, die daar viooltjes haalden, maar gelukkig was de voorraad groot genoeg; er groeiden er zooveel, dat de heele wei er van geurde. Er stonden boomen om die wei, oude eiken. Eigenlijk geloof ik, dat er op die plek vroeger een buiten of een boerderij had gestaan en dat die viooltjes evenals de sneeuwklokjes bijna altijd als ontsnapte tuinplanten moeten worden beschouwd.

Wij namen natuurlijk de mooiste polletjes en lieten die niet bloeiende staan. We wisten toen niet, dat de viooltjes later in den tijd, in de zomermaanden, nog eens bloeien, maar dan met heel kleine groene bloempjes, die je nooit te zien krijgt, als je niet weet, dat ze bestaan en als je er niet opzettelijk naar zoekt.

’t Zijn kleine groene spitse knopjes aan nogal lange steeltjes. Ze liggen vlak bij den grond en de vruchten, die ze opleveren, komen ook op den grond te liggen; die zijn zwaar en groot genoeg. Ze springen open met drie kleppen en die krullen ineen, zoodat ze de dikke zaden wegschieten net zooals iemand een kersepit tusschen duim en vinger wegschiet. De mieren sjouwen die zaden weer verder en zoo kan dan een heele buurt vol viooltjes raken.

Doch heel veel zijn er toch niet in onze Hollandsche wei; ’t meest vind ik ze nog op de dijken en daar zie ik dan ook ’t meest de mooie parelmoervlinder, die zijn eitjes op de viooltjes legt.

 

 

In de Vlinderatlas wordt de Zilveren Maan kort beschreven:

Zilveren maan - Boloria selene

Argynnis selene Schiff. opent de rij der “Paarlemoervlinders”; zoo geheeten, omdat de onderkant der vleugels als met paarlemoeren vakjes is ingelegd. Bij dezen niet zeldzamen vlinder is de lichtgele band over de achtervleugels meestal voorzien van drie zilvervlekken; en voor den middenband staat een rij van zwarte punten.

De r u p s is zwart, met een witte rugstreep en gele doornen. Zij bevindt zich Mei en herfst op verschillende soorten van viooltjes.

De r u p s ziet er geelbruin uit met zwarte vlekken.