Zomervlinder – Geometra papilionaria
De Zomervlinder heeft meerdere Nederlandse namen:
- Zomervlinder
- Groene spanner
- Groene zomermeter
- Smaragdvlinder
Ook bij de wetenschappelijke namen zijn er meer namen bekend:
- Geometra papilionaria
- Hipparchus papilionaria
In het boekje Vlinderwereld komt onderstaande tekst en afbeelding voor:
Hier hebben wij den spanner, die denzelfden naam draagt als de geheele groep van Geometrae en die dus als het hoofd van de familie der “landmeters” kan beschouwd worden. De rups, wier manier van loopen, ten gevolge van de groote tusschenruimte tusschen de achterste der 6 ware en de voorste der slechts in een 4-tal aanwezige valsche pooten, tot dien naam aanleiding heeft gegeven, volbrengt haar kunstige toeren vroeg in het voorjaar, op het jonge loof van Elzen en Berken en ook wel van Hazelaars en Beuken, na als een klein rupsje uit het vorige najaar door den winter heen te zijn overgebleven, en levert door de gewone metamorphose van pop, die hier groenachtig is en met wat spinsel tusschen de bladeren is bevestigd, vlinder en ei, in Juni weer rupsen, die op dezelfde wijze de ouders worden der het volgende voorjaar de berkenbladeren etende rupsen.
De kleur dier rupsen is geelgroen, zoodat zij tusschen het loof hierdoor niet zeer in ’t oog vallen, terwijl de roodbruine kop en de evenzoo gekleurde knobbels op den 2en en den 6en, 7en en 8en ring daar achter, met kleinere op den 4en, 5en en 11en, niet al te zeer de beschermende kleur storen.
De vlinder, waarvan de eerste generatie in Mei en Juni, de tweede in Julie en Augustus vliegt, meest bij avond, terwijl hij zich over dag tusschen de bladeren ophoudt, draagt in Duitschland den naam van “Das grĂ¼ne Blatt” en is van een teere, lichte, blauwachtig groene kleur.
Op het groen van onzen Z o m e r v l i n d e r, dat niet alleen de vleugels van onderen en van boven, maar ook het lichaam aan weerszijden bekleedt, en aan de borststuk in den vorm van zacht groene wol aanwezig is, is als eenige garneering wat w i t aangebracht. Vooreerst een witte gegolfde dwarslijn op de voorvleugels, die zich geheel op dezelfde wijs, ook over de achtervleugels voortzet. Dan ook op beide vleugels een rij witte stippen, ongeveer parallel met die lijn, tusschen deze en de eveneens witte franje aan den vleugelzoom, die vooral bij de achtervleugels mooi golfsgewijs uitgesneden is. Eindelijk is er ook nog een klein wit dwarslijntje dicht bij den wortel van de voorvleugels, doch dit ontbreekt op het achterste paar. Het eenige versiersel, dat niet wit is, zijn korte donker groene streepjes midden op de vleugels, op de voorvleugels eenigszins halvemaanvormig, doch die streepjes zijn niet altijd duidelijk te zien.
Al zou de naam Geometra het doen denken, zoo mag toch deze mooie groene vlinder niet als het type van de Geometrae in het algemeen gelden. Want hij lijkt daarvoor, waarop ook de soortsnaam papilionaria doelt, te veel op een dagvlinder. Niet door de sprieten, want deze hebben niets knodsvormigs, maar zijn bij de wijfjes gewoon draadvormig en bij de mannetjes gebaard, naar de punt afloopend. Maar door de grootte en den vorm gelijken de vleugels verbazend veel op die van kapellen, welke gewoon zijn in den zonneschijn te dartelen.
In het Verkade plaatjesalbum Blonde duinen beschrijft Jac. P. Thijsse de Zomervlinder – die hier Smaragdvlinder genoemd wordt – op de volgende manier:
Over spanrupsen gesproken, je moet ook eens in de berken en elzen zoeken naar een tamelijk dikke groene rups, met roodbruin aan den kop en achterpooten en aan sommige wratjes op zijn lichaam. Je vindt hem tot in Juni en door zijn groene kleur en die wratjes lijkt hij net op een jong twijgje. Hij zit dan ook altijd aan de toppen van de takken, midden in de groene bladeren.
De metertorenkop lijkt, als hij stil zit op een dun, dor takje en zoekt om te rusten, dan ook in den regel dikkere takken op, waar zoo’n dor twijgje te verwachten is.
Maar om tot onzen groenen vriend terug te keeren, als je die vindt, kweek hem dan eens op in een glas, dan zal hij spoedig veranderen in een pop en daaruit komt dan nog in denzelfden zomer een vlinder te voorschijn, die maar heel eenvoudig gekleurd is en toch een van de allermooiste vlinders van ons land mag heeten.
Toen ik dat beest voor ’t eerst zag, was ik een en al verrukking, ik had nooit gedacht, dat er zulke fijne dieren in ons land leefden, en meende met een buitengewoon eldzaam dier van doen te hebben. Bij onderzoek bleek mij echter, dat deze smaragdvlinder in ons land heel gewoon is. Maar ’t is een nachtdier. Overdag zit hij verborgen in ’t groen en is dan met geen mogelijkheid te zien. Alleen wanneer je door struikgewas heen worstelt, wordt hij in zijn rust gestoord en vliegt hij in onzekere vlucht voor je uit: een groen schim in het halfduister van ’t bosch. In den zomernacht vliegt hij rond, ik zie ze dan wel fladderen rondom het electrisch licht van onze straatlantaarns en die eene eerste is een van de vele, die bij mij komen binnenvliegen, als ik ’s avonds laat met de ramen open zit te werken.
In de Vlinderatlas is een korte omschrijving te vinden:
Afgebeeld staat de niet zeldzame Zomervlinder (Geometra papilionaria) die op een dagvlinder gelijkt, zooals de wetenschappelijke soortnaam eenigszins aangeeft. Overdag rust hij tusschen het loof der boomen.
De r u p s is groen, met geelachtige zijlijn en roodachtige wratjes, overwintert in haar jeugd en leeft tot Juni op berken, elzen, beuken en hazelaars.