Zanglijster – Turdus philomelos
De Zanglijster is een regelmatige gast in onze tuin, waar deze foto ook is gemaakt. Vaak is hij achterin te vinden waar hij kan scharrelen tussen bladeren en planten.
In het Verkade plaatjesalbum Blonde duinen beschrijft Jac.P. Thijsse de Zanglijster op de volgende manier:
De zanglijster had hier een goed leventje. Ik weet niet, hoe ‘t komt, dat de dorre duinen zooveel huisjesslakken herbergen, maar ‘t is een feit. Niet alleen in de vruchtbare valleien kruipen ze rond, maar je vindt ze ook op de zandige hellingen, waar je ze niet verwachten zou vanwege het gekriebel aan hunne voeten.
De zanglijster verdiept zich niet in het hoe en waarom der dingen, maar doet er zijn voordeel mee. Hij vangt zooveel van die slakken, als hij kan en slaat ze stuk tegen een boomstronk of tegen een verdwaalden baksteen.
Hij hamert altijd op hetzelfde aambeeld en zoo vindt je dan soms honderden verbrijzelde en leeggepeuterde slakkenhusjes bij elkander, stille getuigen van den goeden eetlust van den vroolijken zanger.
In het tweede deel van het plaatjesalbum Hoe heet die vogel? vinden we de volgende informatie en afbeelding:
Volkansmen: Grauwe lijster, Grauwtje, Grijze Lijster, Oostlijster.
Bovenzijde bronsachtig, olijfkleurig bruin. Vleugeldekveeren met roestkleurige randen en punten. Over den vleugel twee onduidelijke roestkleurige dwarsbanden. Staart bruin, keel wit, wangen en onderzijde geelachig met veel donkere, ovale vlekken. Ondervleugeldekveeren roestgeel. Iris donkerbruin, snavel zwartbruin, basis ondersnavel vleeschkleurig geel, pooten bleek vleeschkleurig.
Door het geheele land een zeer algemeene broedvogel, nestelt in bosschen, op buitens, parken, tuinen, in de duinen etc.
Voedsel: allerlei insecten en larven daarvan, slakken en wormen etc., bessen en zachte vruchten. Bouwt een stevig nest in heesters, struiken, boomen, tegen schuttingen en in klimop, in heggen, soms op den grond, in prieeltjes etc.
Broedtijd: Vanaf begin April, zelden vroeger, tot ver in den zomer.
Eieren: gewoonlijk 4-5, soms 3, zelden 6 eieren. Helder blauwachtig groen met violet zwarte velkjes en stippen, zelden met donkerbruine vlekjes.
Broedduur: 13-14 dagen. Het vrouwtje broedt hoofdzakelijk, wordt daarin ook wel geholpen door het mannetje. In den regel twee, soms drie broedsels per jaar. de jongen vliegen na ± twee weken uit.
Veldkenmerken: Kleiner dan Groote Lijster, heefg ook een meer olijfbruine bovenzijde en kleinere en ronde borstvlekken. In de vlucht zijn goedkleurige ondervleugel en okselveeren zichtbaar. Bij Groote Lijster zijn deze witachtig. Leeft niet in troepen, uitgezonderd op den trek. Wordt bij ‘t voedselzoeken op velden en landen wel vaak met andere lijsterachtigen gezien. Zang zeer gevarieerd, luid en juichend met telkens terugkeerende motieven; vaak bootst hij andere vogelgeluiden na. Zingt ook wel zachtjes, terwijl hij voedsel zoekt op den grond.
In het determineerboekje Zien is kennen! onderstaande afbeelding en tekst:
Volksnamen: Grijze, Grauwe, Oost, Bûnte of Skiere Lijster
Volwassen kleed: Zie afbeelding.
Jeugdkleed: Als volwassen kleed, bovenzijde lichtgevlekt.
Broedgegevens: April tot Augustus. 4-6 blauwe eieren met zwarte ‘inktspatjes’. Broedduur ± 2 weken. Meest 2 broedsels per jaar.
Nadere bijzonderheden: Algemeene broedvogel door het geheele land in bosschen, parken en tuinen. Het nest is zuiver napvormig (er wordt aarde of leem in verwerkt) en ligt meestal in boomen en struiken. Onderzijde geler dan van de Groote Lijster, met meer donkere vlekken, die pijlvormig zijn. Bovendien kleiner en okergele okselveeren en flanken. Verschilt van de Koperwiek door de bruinere bovendeelen, vooral de stuit, en de gelere borst en lichaamszijden. in het veld achter zeer moeilijk te onderscheiden.