Kleine vos – Aglais urticae
De vlinder is onder twee namen bekend, namelijk:
- Kleine vos
- Kleine aurelia
En ook bij de wetenschappelijke namen heb ik er twee kunnen vinden, te weten:
- Aglais urticae (Linnaeus, 1758)
- Vanessa urticae
Mijn foto is op 24 september genomen, dus de vlinder is gedurende lange tijd te zien in de tuin. Volgens het boekje Dagvlinders van de Benelux is de vliegtijd van begin juni tot begin oktober, en na de overwintering tot eind april. De eitjes worden in april vooral op de grote brandnetel afgezet en kan drie generaties per jaar voortbrengen.
Soms zie je meer details van een vlinder wanneer je leest welke details bij een soort horen. In beide boeken staat dat de kleine vos een ‘zwarte band en blauwe maantjes’ heeft. Dit was me daarvoor niet opgevallen.
De kleine vos of kleine aurelia komt ook voor in een van de eerste vlinderboekjes in Nederland, getiteld Vlinderwereld uit 1899:
Wie iets aan het kweeken van rupsen en vlinders heeft gedaan, zal stellig met dit dagvlindertje hebben kennis gemaakt, waarvan de rups zich op brandnetels zoo gemakkelijk laat vinden, en waarvan de pop ’t geduld van den nieuwsgierigen beginnenden kweeker niet al te zeer op de proef stelt, aangezien zij al in een dag of veertien à zestien uitkomt.
In ieder stadium levert deze Vanessa stof tot bewonderen; de rupsjes, eerst vrij gelijkmatig donker, worden al mooier en mooier en als ge trouw hun brandnetelbladeren ververscht, loonen zij u met vermakelijke gymnastische toeren; hun valsche pooten, dat zijn de 10 achterste van de 16, schijnen verbazend lenig, zooals hun heele lichaam het is. En wat zijn die rupsen beeldig geteekend, het zwart, fijn wit gestippeld, tusschen de niet dicht geplante bundels steile haren, en de gele lengtestrepen, zoo teer aangegeven en op zij uitgestulpt met een randje, dat u best kan dienen als motief voor een tafellooperrand of voor ’t borduursel van een kinderjurkje.
En de chrysalide, de sierlijke, eerst groenachtig dan geelachtig grijs met goudglans schitterende pop, met de groenglanzende gouden vlekken op den rug en later met heldere gouden stippen, ook wel met lijnen, zij is op onze prent wel wat donker geteekend, al is het waar, dat de kleur nog al uiteen loopt. De twee puntjes beneden zitten aan het kopgedeelte, want de rups hangt zich ter verpopping aan haar spinsel op met den kop benedenwaarts. Door het teere fijne pophuidje schemert al na een dag of zes de kleur der vleugels door, want als alle Vanessa’s is ook deze heldergekleurd, hoewel dan niet juist met zooveel verscheidenheid van tint als haar zusjes Jo en Atalanta.
’t Is weer de warme, donker oranje tint van de G r o o t e A u r e l i a, waar deze K l e i n e inderdaad een verkleinde editie van is. Voor haar is echter typisch de witte vlek aan den voorrand der voorvleugels, de twee kleine zwarte vlekjes even achter het midden dier vleugels, de aanwezigheid der duidelijke blauwe vlekken achter in den zwarten zoom, niet enkel op de achter-, maar ook op de voorvleugels, de donkerder achtervleugels, zwart tot over het midden en de groote gele vlek aan de achterzij der voorvleugels
Aan den kop is allerlei moois te zien, zoowel aan de wit en zwartgelede keurig fijne sprieten met het geel gepunte kolfje, als aan de bruinroode behaarde oogen, die mooie veellenzige facetoogen met de haren op de grenzen der facetten, onbewegelijk als alle insectenoogen. De tasters steken krachtig vooruit en vertoonen een dergelijke beharing als de tot schuiertjes vergroeide en verkorte voorpooten. Heel Europa is het vaderland van dezen vlinder, die heel dikwijls als imago overwintert en in twee generaties vroolijk den zomer en den herfst doorfladdert.
In het verkade plaatjesalbum Lente komt de kleine vos ook voor:
Er zijn ook vlinders van den winter, vreemde geheimzinnige dieren, maar de echte vlinder van het voorjaar is het bontgekleurde klein vosje. Die heeft ook een fijn lentegevoel en komt uit zijn schuilhoek wel te voorschijn, nog voor de zanglijster zingt. Dikwijls moet hij dan smadelijk den terugtocht blazen, maar als de merel gaat zingen, dan staan zijn kansen al beter en dan is hij er ook zeker van, dat hij op de bloemen van het klein hoefblad smakelijk zijn bekomst kan eten.
In de Vlinderatlas, uit 1913, de volgende tekst:
De Kleine Aurelia of de kleine Vos (Vanessa urticae) is lang zoo schitterend niet als de Pauwoog, maar toch een mooie kapel, vooral bij nauwkeurige beschouwing.
De bovenzijde is steenrood met zwarten rand en blauwe halvemaanvlekken langs den rand; verder drie zwarte vlekken aan den voorrand. De achtervleugel is van den wortel tot aan het midden zwart; de onderkant des vleugels is donker grauwbruin, met een helgeel middenveld bij de voorvleugels.
De r u p s is nogal zwart, en geelgroen gestreept. Van Mei tot in de herfst zijn zij vaak talrijk aan te treffen op brandnetels. Zij gaan uiteen wanneer de verpoppingstijd nabij is.
De p o p is bruinachtig grauw en draagt gouden vlekken, die er als met een penseelpunt zijn aangebracht.
Het wijfje overwintert niet zelden.
In Baan’s plaatjesalbum No.1 – Nederlandsche Insecten wordt de Kleine Vos op de volgende manier omschreven:
Kleine Vos. (Vanessa urticea).
De rups leeft gezellig in troepjes op den brandnetel. Ze zijn te vinden in ’t laatst van Mei en begin Juni. ook later nog, doch dat is dan de tweede generatie in Augustus. De pop hangt aan bladeren. Ze zijn gemakkelijk in huis op te kweeken. Rups donker met groen en gele langslijnen.
Op den voorvleugel verstrooide zwarte vlekken en één witte. Donkere achterranden met blauwe vlekjes. Grondkleur oranje met geel. Vlucht 38 tot 49 m. M.
Zee algemeen. komt op mooie dagen in Februari al uit zijn schuilhoek.
In het plaatjesalbum Van rupsen en vlinders uit 1938 door staat de volgende tekst:
Vanessa utricae. L. De kleine vos, is een helderzwart, geel en geelrood getekende vlinder. De achterrand der vleugels is gegolfd, met zwarte band en blauwe maantjes. De vlinder leeft van Juni tot het vroege voorjaar en wordt zelfs op een warme winterdag naar buiten gelokt. Vlps. 4-5 cm.
De rups is grijs of zwartachtig met gele lengtelijnen en leeft op verschillende Brandnetelsoorten. De pop is zwart, met gouden puntjes.
En in het tweede deel van De insecten:
Voor velen zullen de Nymphalidae wel de eerste rupsen zijn, welke men gaat kweeken. In dat geval zal het waarschijnlijk de kleine vos zijn, die hen in handen valt. De zwarte rupsen met gele strepen leven gezellig bijeen op brandnetel. Als jongen zocht ik ze altijd op de brandnetels, die achter onze moestuin langs de sloot groeiden. Er ging geen zomer voorbij of er zaten daar dikke klodders rupsen, die de brandnetels kaal vraten. Het loont zeer de moeite om ze te kweeken en het is heusch wel de blaren en de jeuk van de brandnetelbladeren waard, want behalve dat de vlinders buitengewoon mooi zijn, zijn de poppen ook bijzonder fraai met prachtige gouden vlekken, bovendien is het verpoppen altijd weer een adembenemend staaltje van acrobatiek om waar te nemen.
Stelt U voor: op een goede morgen beginnen Uw rupsen tegen de kap van de kweekkast of het gaas van de flesch te spinnen. Daarna haken ze zich stevig met de naschuivers vast en gaan met de kop omlaag hangen. Ze krimpen in, zooals alle poprijpe rupsen doen. Na zekere tijd barst de rupsenhuid open en de pop komt te voorschijn. Langzaam aan schuift ze uit de rupsenhuid; steeds verder komt ze er uit.
Elk oogenblik verwacht U, dat de pop, welke niet de beschikking heeft over bewegelijke ledematen, zal vallen. Plotseling haalt ze nu ook nog de ‘staart’ uit de rupsenhuid te voorschijn, die nu geheel leeg is. Het lijkt een ondeelbaar oogenblik of ze in de lucht zweeft en dan haakt zij zich bliksemsnel in het zijdenspinsel naast de naschuivers vast. Het is gelukt!